Close

9 februari 2019

Nieuw licht op de Kruistochten: de islamitische blik17 min leestijd

De term ‘kruistocht’ wordt in het Westen nogal gemakkelijk gebruikt. Zo vergeleek George W. Bush zijn War on Terrorism na de aanslagen van 9/11 met een kruistocht, klaarblijkelijk niet gehinderd door de impact van zijn woorden.[1] Maar ook mannen in het Oosten lieten zich niet onbetuigd: Osama bin Laden vergeleek de inmenging vanuit het Westen, met Israël als proxy, al veel langer met de catastrofale invasies in het Midden-Oosten vanaf het van eind elfde eeuw.

Ergens is het ahistorische gebruik van de term nog wel logisch ook. De kruistochten hebben, hoewel al bijna duizend jaar geleden, nog altijd impact op de betekenisgeving voor veel mensen in het Midden-Oosten. Vraag een moslim in de Levant om de grootste held allertijden, en je hebt grote kans dat je als antwoord ‘Salah al-Din’ krijgt, de man die de christenen in 1187 verdreef uit Jeruzalem.

Dat Salah al-Din in het Westen nauwelijks beroemd is, komt mede doordat het westerse beeld jarenlang verstoord is geweest door propaganda vanuit de kerk en eurocentristen die liever niet te lang stilstaan bij de minder fraaie aspecten van de weg naar de westerse overheersing. Maar historici hebben de afgelopen jaren wel aangetoond dat er ook andere belangen speelden bij de kruistochten. Tijd om de blik te werpen op het ‘andere’ perspectief, en aan te tonen waarom de kruistochten nog altijd doorwerken in het Midden-Oosten.

Barsten in de beschaving

Halverwege de elfde eeuw kon niemand in Europa bevroeden dat het continent binnen enkele decennia de eerste stappen zou zetten richting wereldoverheersing. De dagen van het Romeinse Rijk waren lang vervlogen en er werd constant oorlog gevoerd. Dat was niet alleen het gevolg van invasies van Noormannen en Magyaren, maar ook door concurrentie tussen landheren en andere lagere adel. Het feodalisme, in de ogen van veel mensen een strikt hiërarchische indeling van de samenleving, was in feite een lappendeken met belangen die soms diametraal tegenover elkaar stonden.[2]

De paus zag de onderlinge verdeeldheid met lede ogen aan en deed pogingen de gemoederen te bedaren. Plannen om tot een ‘Godsvrede’ te komen lukken maar half. Het waren ontwikkelingen op Sicilië die de paus op een idee brengen.

Sicilië is, net als grote delen van Spanje (al-Andalus) in handen van moslims. Dat is een doorn in het oog van de paus, temeer omdat Sicilië in zijn ogen toebehoort aan niemand anders dan hém. Tussen 1061 en 1091 worden de moslims verdreven van Sicilië, onder leiding van Roger Guiscard, de Franse edelman die de paus al eerder te hulp was geschoten bij zijn strijd met keizer Hendrik IV. Het blijkt een precedent voor de kruistocht richting het Heilige Land.[3]

Een schets van de situatie in de Middellandse Zee, tussen achtste en de elfde eeuw. Bron: https://imgur.com/N9RR356

Paus Gregorius VII sterft in 1085. Zijn plan om de heilige strijd vanuit het Middelandse Zeegebied uit te breiden naar het Heilige Land wordt verder uitgewerkt door zijn opvolgers, Urbanus II voorop.[4] Hij zet in op militarisering van de kerk en ziet het uitbreiden van de strijd tegen de islam als ideale gelegenheid om eindelijk eens af te rekenen met de eeuwige onderlinge strijd.

Ondertussen zijn de drie Italiaanse steden Venetië, Pisa en Genua bezig aan een forse opmars in het Middellandse Zeegebied. De handelsbetrekkingen met het Byzantijse Rijk in het huidige Turkije, de Fatimiden in het hedendaagse Egypte, Libië, Tunesië en Algerije en de Abassiden in de Levant groeien maar door. De kerk heeft daar zo haar bedenkingen bij. Treffend is de reactie op de inname van het kapersnest Mahdiya in Tunesië. De ‘Italianen’ werden vooral gedreven door economische motieven, maar de paus zegent de inname later alsnog.[5] Weer een overwinning op de islam.

De Italianen hebben hun goede economische positie vooral te danken aan hun bemiddelende rol in de intensiverende contacten tussen de Byzantijnen en de islamitische rijken. Het Byzantijnse rijk is medio elfde eeuw dusdanig verzwakt dat het voor de handelaren uit de stadstaten een eitje is daarvan te profiteren.

De zwakte van het Byzantijnse rijk wordt in 1071 pijnlijk duidelijk. De Seldjoeken, een Turks, tot de islam bekeerd nomadenvolk uit Centraal-Azië, verslaan het Byzantijnse leger tijdens de Slag bij Manzikert met gemak en nemen de keizer gevangen. Paus Gregorius ziet zijn kans schoon Jeruzalem over te nemen en start een propagandaoorlog. Als de keizer van het Byzantijnse rijk, Alexios Komnenos, tien jaar later wederom vraagt om de steun van de paus, is het voor het Vaticaan duidelijk: dit is de kans om de rol van de katholieke kerk te vergroten en een vazalstaat te stichten in het Heilige Land.[6]

In het Midden-Oosten is eveneens weinig sprake van een krachtig machtsblok. De kalief van de Abbasiden, regerend vanuit Baghdad, is in feite niets meer dan de marionet van de Seldjoeken die weliswaar gevreesd worden op het slagveld, maar nauwelijks ervaring hebben met het regeren van een groot rijk. In Noord-Afrika en in kleine delen van de Levant heersen de Fatimiden, in tegenstelling tot de Abbasiden aanhangers van de sjiitische variant van de islam. Zij claimden afstammelingen te zijn van de dochter van Mohammed, Fatima.

De splitsing tussen soennieten en sjiieten was in eerste instantie vooral religieus, maar kreeg met de vorming van de twee concurrerende kalifaten ook een politieke dimensie. Dat wil overigens niet zeggen dat het gescheiden werelden waren: strakke grenzen bestonden niet en het was geen enkel probleem te reizen tussen beide kalifaten. Ondanks de politieke instabiliteit waren het op cultureel vlak gouden jaren voor de islam.

Plundering en pelgrimage

Het beeld van de kruistochten in het Westen is – logischerwijs – een behoorlijk gesimplificeerde versie van de werkelijkheid. Desalniettemin een korte schets, hier en daar gecorrigeerd.

Paus Urbanus II, zelf Fransman en bepaald geen vrienden met de ‘Duitse’ keizer, trekt in november 1095 naar Clermont-Ferrand. In een toespraak roept hij op tot een strijd tegen de Saracenen. Volgens de overlevering brengt hij de menigte in vervoering en scanderen de toeschouwers aan het eind massaal ‘Deus Vult! Deus Vult!’ (God wil het! God wil het!), hoewel dat op basis van primaire bronnen niet met zekerheid te zeggen is. Van de drie bekende primaire bronnen, wordt de massale uitroep slechts in eentje genoemd. Wat Urbanus II op dat moment al wél zegt, is dat de ‘oorlogspelgrimage’ richting Jeruzalem onderdeel was van een groter plan om de christenen te bevrijden van het juk van de ‘Saracenen’.[7]

Dramatische weergave van de toespraak die paus Urbanus II gaf in november 1095. Bron: http://blog.templarhistory.com/2010/04/pope-urban-ii-1042-1099/

De paus wil pas in de zomer van 1096 vertrekken, maar onder bezielende leiding van de oerlelijke, maar vrome en charismatische prediker Peter de Heremiet gaat de Volkskruistocht vast van start. De deelnemers laten een spoor van vernieling achter: tijdens een omweg via het Rijnland worden massaal joden uitgemoord, na aankomst in Constantinopel worden gebouwen geplunderd en tot slot richten ze ook zichzelf te gronde: het ongedisciplineerde, bij elkaar geraapte zooitje doe-het-zelf-kruisvaarders blijkt geen partij voor het leger van de Seldjoeken.

Later gaat de ‘echte’ kruistocht dan alsnog van start, waar ook de adel aan deelneemt. Of die daadwerkelijk begaan zijn met het lot van Jeruzalem is behoorlijk twijfelachtig. Allereerst ontbreekt het ook bij de adel – die samen met de geestelijken de enige zijn die kunnen lezen en schrijven – aan kennis over de islam, hoewel ze ondertussen wél worden neergezet als brute overheersers die christenen tot slaaf maken.[8]

Maar er is een andere, belangrijkere reden waarom de adel niet zo gefocust is op de bevrijding van Jeruzalem: de kruistochten bieden een unieke kans om eindelijk eens een groot stuk land in bezit te krijgen. Typerend is wat dat betreft de houding van Boudewijn de Bouillon die in 1098, nog vóór de verovering van Jeruzalem, een graafschap stichtte rond Edessa en de kruistocht liet voor wat het was. In hetzelfde jaar geven ook een groep Normandiërs er de brui aan nadat de stad Antiochië is veroverd en creëren daar een ministaatje. In 1109, tien jaar ná de verovering van Jeruzalem, stichten Italiaanse handelaren een staatje rond het strategisch gelegen Tripoli (Libanon) van waaruit ze een belangrijk deel van de handel met Byzantijnse Rijk kunnen controleren.[9]

In juli 1099 begint de omsingeling van Jeruzalem. De stad wordt na een niet al te lang beleg ingenomen en bijna met de grond gelijk gemaakt. Huizen worden vernield, moskeeën verbrand en mannen, vrouwen en kinderen worden massaal gemarteld, onthoofd en leven in brand gestoken. Het zal geen al te vrome indruk gemaakt hebben op de inwoners.

Vrome pelgrims of opportunistische avonturiers?

Om te begrijpen waarom de kruistochten nog altijd impact hebben op de beeldvorming van veel mensen in het Midden-Oosten, is het tijd voor een herbezinning. Die begint al bij de periodisering: de kruistochten stonden niet op zichzelf. Daarnaast moeten we kanttekeningen plaatsen bij de motieven van de kruisvaarders. Dat het niet allemaal vrome pelgrims waren, moge ondertussen duidelijk zijn. Tenslotte moeten we stilstaan bij het feit dat – in tegenstelling tot de visie die zowel in het Westen als het Oosten nog altijd breed wordt gedragen – van een alomvattende strijd tussen moslims en christenen voor veel mensen helemaal geen sprake was.

Het jaar 1095 wordt over het algemeen gezien als het begin van een nieuwe periode: die van de kruistochten. Maar als er één ding is waar de islamitische en christelijke geleerden het begin twaalfde eeuw over eens waren, is het wel dat de pelgrimsoorlogen richting het Heilige Land een gevolg waren van een offensief dat halverwege de elfde eeuw al was ingezet met de herovering van Sicilië. De islamitische historicus Ali ibn-Tahir al-Sulami publiceerde in het jaar 1106 zijn visie op de kruistochten en trekt een rechte lijn van de herovering van Sicilië, via de Reconquista in ­al-Andalus naar de pelgrimsoorlog naar Jeruzalem die wij aanduiden met de Eerste Kruistocht.[10] Die visie wordt bevestigd door uitspraken van Urbanus II zélf, die tijdens zijn toespraak in Clermont-Ferrand óók refereerde aan de herovering van Sicilië.[11]

Zowel voor, tijdens als na de kruistochten blijkt dat – naast religieuze motieven – andere belangen een grote rol speelden in de afweging van mensen of ze al dan niet de tocht richting Jeruzalem ondernamen. De handelaren uit Pisa, Genoa en Venetië lijken vooral uit te zijn geweest op het veiligstellen van hun handelsbelangen. Exemplarisch is het feit dat zij pas in 1099 – toen de strijd al in het voordeel van de kruisvaarders was beslecht – besloten de kruistochten te steunen.[12] De arme bevolking wilde vooral wég uit het web van tegenstelde belangen waarin ze door het ‘feodale stelsel’ in verzeild waren geraakt en waarin ze steeds het onderspit delfden. De elite zag kans om eindelijk eens een stuk grond van betekenis in handen te krijgen en zo hun aanzien te vergroten.

De Kruisvaarderstaten Edessa, Antiochië, Tripolo en Jeruzalem. Bron: https://mapsontheweb.zoom-maps.com/post/79449860337/the-crusader-states-at-their-greatest-extent

Dan de tegenstelling: die is sterk beïnvloed door propagandistische werken vanuit zowel westers als oosters perspectief. Zo beriepen katholieke chroniqueurs zich op de vermeende barmhartigheid van de Frankische overheersers in de kruisvaardersstaatjes, óndanks de tegenstellingen. In werkelijkheid was het de enige mogelijkheid voor de kruisvaarders om te overleven: tegen betaling werden zelfs islamitische huurlingen ingezet.[13]

Daarnaast zijn er legio voorbeelden van christenen die bekeerden tot de islam en andersom. Een treffend voorbeeld is een situatie uit 1136, waarbij bekeerde moslims in Damascus moesten zweren “terug te keren” naar het christendom als voorwaarde voor het voortbestaan van de stad.[14]

De interactie tussen moslims en christenen was bescheiden. Als er al contact was, was dat meestal als medeburgers van een stad en niet als vijanden.[15] Handel met ‘ongelovigen’ was volgens de islamitische wetgeving sowieso toegestaan, zolang het maar geen verboden middelen (alcohol of wapens) betrof waar de andere partij een voordeel uit zou kunnen halen.[16]

Maar ondanks het feit dat de tegenstellingen niet zo stringent waren als orthodoxe moslims of evangelisten willen doen voorkomen, was de maat voor veel islamitische inwoners van de Levant medio twaalfde eeuw wel zo’n beetje vol. Vanuit de elite werd opgeroepen tot een jihad tegen de Franken. De man die de heilige oorlog tegen de westerse heersers moest gaan leiden was al bekend: Salah al-Din.[17]

De Zegevierende Heerser

Salah al-Din wordt in 1137 of 1138 (afhankelijk van de interpretatie van de islamitische kalender) geboren als Yusuf ibn-Ayyub als zoon van de gouverneur van Tikrit, de plaats waar ook de latere dictator Saddam Hussein werd geboren.[18] Zijn jeugd wordt sterk beïnvloed door Zengi, legercommandant bij de Seldjoeken en kennis van de vader van Salah al-Din. Hij neemt in 1144 de stad Edessa in en doet daarmee de hoop van op een definitieve overwinning op de Franken opbloeien.[19]

Na het overlijden van Zengi trekt zijn jongste zoon, Nur al-Din aan de touwtjes in een groot gedeelte van Groot-Syrië. In tegenstelling tot zijn vader, die nogal eens impulsief en agressief uit de hoek kon komen, blijkt Nur al-Din een vrome, alleszins redelijke commandant die natuurlijk leiderschap uitstraalt. Hij neemt Salah al-Din algauw aan de hand en in 1169 wordt de pas dertigjarige Salah al-Din benoemd tot vizier van het op de Fatimiden veroverde Egypte.

In 1174 sterft Nur al-Din en even later overlijdt ook Amalric, de koning van Jeruzalem. Beide rijken zijn nu in handen van regenten: de erfgenamen van de opvolgers zijn nog te jong.[20] Hiermee komt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van Salah al-Din. Die test de troepen van zijn Frankische vijand Reynold de Châtillon met regelmaat, maar lijkt vooral bezig met het in bedwang houden van zijn eigen rivalen.

Salah al-Din wint aan legitimiteit en is vanaf 1183 feitelijk heerser over alle moslims in Groot-Syrië.[21] De interne strijd is daarmee nog niet definitief ten einde, maar vanaf 1186 kan Salah al-Din zich eindelijk richten op zijn ultieme doel: Jeruzalem.

Nadat twee jonge koningen vlak achter elkaar zijn gestorven, wordt Guy de Lusignan in 1186 tot koning van Jeruzalem gekroond. Die ziet een belangrijke rol weggelegd voor Reynald de Châtillon, de man die met regelmaat islamitische handelskonvooien bestookt en fel tegenstander is van de in 1185 afgekondigde wapenstilstand die vier jaar zou moeten duren.[22]

Portret van Salah al-Din. Bron: https://www.puttyandpaint.com/projects/17936

Na schendingen van de wapenstilstand, richt Salah al-Din zijn pijlen op Jeruzalem. In de zomer van 1187 lokken zijn troepen het Frankische leger met succes naar een vlakte, waar ze behendig worden omsingeld door de islamitische strijders. Salah al-Din, duidelijk bekender met oorlogsvoering in de woestijn dan De Châtillon en zijn manschappen, weet dat zijn tegenstanders op een zeker moment hoe dan ook op zoek moeten naar water. Hij drijft hen richting Hattin de enige drinkmogelijkheid voor de kruisvaarders. Daar slaat het leger van Salah al-Din de definitieve slag. Geheel volgens islamitisch recht biedt Salah al-Din Reynald de Châtillon de enige uitweg om zijn eigen leven te redden (bekeren tot de islam), maar als deze weigert rest nog maar één optie: Salah al-Din executeert zijn Nemesis en kan koers zetten richting Jeruzalem.[23]

Aangekomen bij de poorten van Jeruzalem, wordt Salah al-Din geconfronteerd met een harde eis van de opperbevelhebber in de Heilige Stad, Balian van Ibelin. Die weet goed dat het uur van de waarheid is aangebroken, maar doet een verwoede poging zoveel mogelijk christenen te behoeden voor het aanstaande onheil. Of hij op de hoogte was van de barmhartige aard van Salah al-Din is ongewis, maar hij krijgt zijn zin: de christenen krijgen een eigen kwartier in de stad en geen van de verslagen Franken wordt door Salah al-Din en zijn manschappen vermoord.[24]

Op 2 oktober neemt het islamitische leger van Salah al-Din de stad over. Het kruis op de Rotskoepel wordt direct verwijderd, en het plein scandeert massaal: ‘Allahu akbar! Allahu akbar!’ Enigszins tot verrassing van de christelijke inwoners van Jeruzalem, komt Salah al-Din zijn afspraken nog na ook. Eenieder kan zich gemakkelijk vrijkopen (een veelvoorkomend gebruik in die tijd om financieel gewin over te houden aan de inname van een stad), en het geld dat hiermee verdiend wordt, wordt grotendeels weggegeven. De weduwe van Reynald de Châtillon mag de stad zelfs verlaten zonder dat haar een strobreed in de weg wordt gelegd. De patriarch van de Heilige Grafkerk kan zonder problemen beschikken over de schat van ‘zijn’ kerk, terwijl Salah al-Din daar in één klap schatrijk van had kunnen worden. Het contrast met de massamoorden en vernielingen na de verovering van de stad door de kruisvaarders kán haast niet groter.[25]

Eind 1192 wordt Salah al-Din, in rap tempo verzwakt als gevolg van een onbekende ziekte die hem eerder in zijn leven ook al parten speelde, naar Damascus geroepen. In februari 1193 lijken de dagen van de barmhartige held, die ondertussen bijnamen als de Zegevierende Heerser en De Goedheid van het Geloof (Salah al-Din) heeft verdiend, definitief geteld. Salah al-Din houdt het, af en toe meeprevelend met de soera’s die hem worden voorgelezen, uiteindelijk nog vol tot 2 maart 1193.

Een nieuwe blik

Salah al-Din is, 826 jaar na zijn overlijden, nog altijd een held voor veel moslims in de Levant. Dat komt voor een belangrijk deel voort uit het feit dat alle confrontaties tussen oost en west sinds de kruistochten worden gezien in het licht van een christelijke of imperialistische inbreuk in het hart van de islam, retoriek die werd gebezigd door mannen als Osama bin Laden.[26]

Uiteindelijk is een groot deel van het tamelijk eenzijdige beeld vanuit islamitisch perspectief beïnvloed door de ultraorthodoxe islamgeleerde Sayyid Qutb. Híj trok als eerste paralellen tussen de westerse inmenging na de Eerste Wereldoorlog en de kruistochten.[27] Het is niet toevallig dat behalve Bin Laden ook mannen als Hassan Nasrallah (Hezbollah) en Abu-Bakr al-Baghdadi (Islamitische Staat) deze retoriek bezigen: allen werden ze in bepaalde mate beïnvloed door de orthodoxe leer van Sayyid Qutb. De onderliggende boodschap is helder: we worden al eeuwenlang onderdruk door het Westen, dat alleen maar uit is op onze schatten. Daar is het ‘element-Israël’ aan toegevoegd: Israël is de zionistische vijand en niets meer dan de proxy van de Verenigde Staten en de NAVO.[28]

Wellicht is dat geen objectieve weergave van de werkelijkheid, maar dat is de westerse visie op de kruistochten óók niet. Het minste wat we kunnen doen is onszelf rekenschap geven van de manier waarop de kruistochten nog altijd leven in de harten van veel mensen ten oosten van de Middellandse Zee, en bewust worden van het feit dat onze waarheid óók niet de ultieme is. Het zou het begin van een mooie dialoog kunnen zijn.

 

 

 

[1] Norman Housley, ‘The Crusades and Islam’, Medieval Encounters 13 (2007) 189–208, aldaar 191.

[2] John France, ‘Patronage and the appeal of the First Crusade’, in Thomas F. Madden (red.) The crusades: the essential readings. Blackwell essential readings in history (Reprinted; Malden, Mass 2003) 197.

[3] Wim Blockmans en P. C. M Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids: een geschiedenis van middeleeuws Europa (Leiden 2016) 242.

[4] Paul E. Chevedden, ‘The Islamic View and the Christian View of the Crusades: A New Synthesis’, History 93 (2008) 181–200, aldaar 191.

[5] Blockmans en Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids, 243.

[6] Ibidem, 247.

[7] Chevedden, ‘The Islamic View and the Christian View of the Crusades’, 191. ‘Saracenen’ is een nogal ongelukkige term waarmee in de Oudheid gedoeld werd op bepaalde Noord-Arabische stammen maar die in de loop der jaren synoniem werd met moslims, en dan niet vleiend bedoeld.

[8] Housley, ‘The Crusades and Islam’, 198–199.

[9] Blockmans en Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids, 252.

[10] Chevedden, ‘The Islamic View and the Christian View of the Crusades’, 184.

[11] Ibidem, 191.

[12] Blockmans en Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids, 252.

[13] Ibidem, 253–254.

[14] Daphna Ephrat en Mustafa Daud Kabha, ‘Muslim Reactions to the Frankish Presence in Bilād al-Shām: Intensifying Religious Fidelity within the Masses’, Al-Masāq 15 (2003) 47–58, aldaar 49-50.

[15] Paul M. Cobb, The Race for Paradise: an Islamic history of the Crusades (Oxford 2014) 170.

[16] Ibidem, 171.

[17] Ephrat en Kabha, ‘Muslim Reactions to the Frankish Presence in Bilād al-Shām’, 52. De naam Salah al-Din wordt op verschillende manieren geschreven. Naast Salah al-Din zijn Saladin, Salahadīn en Salaheddine de meest voorkomende.

[18] John Man, Saladin: the Sultan who vanquished the crusaders and built an Islamic empire (Londen 2017) 21.

[19] Ibidem, 25.

[20] Cobb, The Race for Paradise, 166.

[21] Ibidem, 168.

[22] Cobb, The Race for Paradise, 185.

[23] Ibidem, 188.

[24] Cobb, The Race for Paradise, 190.

[25] Ibidem.

[26] Housley, ‘The Crusades and Islam’, 191.

[27] Chevedden, ‘The Islamic View and the Christian View of the Crusades’, 190.

[28] Zie ter illustratie het handvest van Hamas: Muhammad Maqdsi ‘Charter of the Islamic Restistance Movement (Hamas) of Palestine’ (special document), Journal of Palestine Studies 22 (1993) 4, 122-134 & de oprichtingsakte van Hezbollah: ‘An Open Letter: The Hizballah Program’, al-Safir (16 februari 1985), 1.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *