Close

5 januari 2019

Oorsprong van een imagoprobleem: de “Barbaarse Turk” en de Reformatie13 min leestijd

Op 27 maart 2015 hield Geert Wilders op uitnodiging van zusterpartij FPÖ een toespraak in Wenen. Hij startte daar met een historische verhandeling: ‘Wenen is een wereldwijd symbool in de strijd tegen de islam. […] U allen en ik bevinden ons binnen deze poorten. In de stad, die de islam niet kon verslaan.’[1] De toespraak geeft aan hoe het beeld van de Turk en de islam als vijand door de eeuwen heen heeft volhard.

Het beeld dat Wilders schetst komt voort uit beschrijvingen van het Ottomaanse Rijk die vanaf de verovering van Constantinopel (1453) in Europa circuleerden.[2] Het Ottomaanse leger rukte tussen 1453 en 1527 razendsnel op richting Europa. Hiermee groeide ook de angst voor islamisering van het oude continent, een angst die populisten als Wilders nog altijd in zijn greep houdt.

De eerste rechtstreekse confrontatie tussen het Ottomaanse leger en het Habsburgse Rijk begon op 27 september 1529 met het Beleg van Wenen. Voorafgaand hieraan vond een aantal ontwikkelingen plaats dat bijdroeg aan het beeld van de Ottomaanse, en dus ‘Oosterse’ dreiging.

Tussen 1517 en 1529 verschoof de machtsbalans in het Middellandse Zeegebied. De Ottomanen en Habsburgers werden elkaars tegenpolen en de belangrijkste actoren in Centraal en Oost-Europa.[3] Op het gebied van militaire technologie en strategie was het Ottomaanse leger begin zestiende eeuw beduidend beter georganiseerd dan de Habsburgers.

Om te kunnen verklaren hoe reëel de Ottomaanse dreiging in deze periode was, is het essentieel om de intenties te onderzoeken. Het maakt een behoorlijk verschil of de Ottomanen daadwerkelijk van plan waren Europa islamitisch te maken, of dat zij slechts handelden uit zelfverdediging.

Het beeld van de Ottomaanse dreiging tussen 1517 en 1529 is heftig verstoord door westerse polemiek die in deze periode sterk toenam.[4] De Reformatie, hevig aangewakkerd door het sterk groeiende belang van de drukpers, zorgde ervoor dat Europa in een identiteitscrisis belandde. Zoals vaker bij identiteitscrises, werd gezocht naar een ‘ander’ om de homogeniteit binnen ‘de één’ (het Westen in dit geval) te versterken.

Van multipolair naar bipolair

Tussen 1517 en 1521 vond een aantal belangrijke ontwikkelingen plaats dat de machtsstructuur drastisch veranderde. In 1517 versloegen de Ottomanen de Mammelukken in Egypte en kregen zo de heilige steden Mekka en Medina definitief in handen. Hiermee werd het Ottomaanse Rijk de leider van de islamitische wereld, een langgekoesterde droom van sultan Selim I.[5]

In 1520 stierf Selim en werd zijn zoon Suleiman de leider van de Ottomanen. Hij richtte zijn vizier op het westen. Allereerst werden de christelijke vestigingen Belgrado (1521) en Rhodos (1522) veroverd, en in 1526 werden de Hongaren verslagen bij de Slag om Mohács. Hiermee zetten de Ottomanen definitief voet op het Europese vasteland.

De veroveringen van de Ottomanen tussen 1451 en 1566. Bron: https://www.quora.com/How-did-the-Ottoman-Empire-react-to-the-discovery-of-the-American-continent

Begin zestiende eeuw vochten de Spanjaarden en de Fransen verschillende oorlogen uit in Italië, terwijl de Habsburgers vanaf 1517 verwikkeld waren in hun strijd tegen protestanten. Hierdoor was van een collectief machtsblok tegen de Ottomanen bepaald geen sprake. Dat veranderde in 1521, toen de Spaanse en Oostenrijkse troon zich middels een huwelijk tussen de Oostenrijkse kroonprins Ferdinand en de Spaanse prinses Anna verenigden. Met vereende krachten moest de Ottomaanse invasie op de Balkan een halt worden toegeroepen.[6]

Binnen een tijdsspanne van vier jaar werden de internationale betrekkingen heftig door elkaar geschud. De Ottomanen wierpen zich in 1517 op als hoeder van de islam en konden zich focussen op het westen. Hoewel Europa in 1521 nog altijd verdeeld was, vormden de Oostenrijkers en Spanjaarden een front en werden daarmee in één klap de belangrijkste macht van Europa. De multipolaire wereld van 1516 was in 1521 een bipolaire wereld geworden.[7] Hiermee werd de basis gelegd voor een tweestrijd tussen twee “hoeders van het geloof”, gepersonifieerd door keizer Karel V en sultan Suleiman de Grote.

Militaire kracht

Het Ottomaanse leger zat in de vroege zestiende eeuw fundamenteel anders in elkaar dan dat van de Habsburgers. De Habsburgers vertrouwden voornamelijk op huurlingen en militaire ondernemers, en bouwden pas gedurende de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) aan een staand leger.[8] De Ottomanen hadden onder Suleiman de Grote een leger dat grofweg bestond uit twee componenten: het timariotenleger en het staand leger van de sultan.

Timarioot is afkomstig van het Turkse timar, wat zoveel als leengoed betekent. In ruil voor het mogen beheren van stukken grond, moesten potentiële manschappen dienen in het leger.[9] Zij kregen een paard en vormden zo de cavalerie van het Ottomaanse leger. Onder Suleiman de Grote waren de timarioten goed voor zo’n 80-85% van het totale leger. Schattingen over de omvang van het timariotenleger lopen uiteen van 100 000 tot 200 000, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de Ottomanen ooit meer dan 73 000 man tegelijkertijd konden mobiliseren.[10]

Het staand leger van de sultan (kapu kulu) bestond uit slaven die via het devshirme-systeem werden gerekruteerd op de Balkan. Jonge jongens werden meegenomen naar Anatolië, tot de islam bekeerd en kregen een training van vijf tot zes jaar.[11] Hun intimiderende klederdracht, met hoge witte hoeden en lange veren, deden de Europeanen exotisch aan en droegen zo bij aan het beeld van de “Oriëntaalse Turk”.[12] In 1527 bestond de kapu kulu uit zo’n 19 000 man.[13] De verhoudingen in bipolair Europa waren vanaf 1521 als volgt:

Bron: Ted Hopf, ‘Polarity, The Offense Defense Balance, and War’, The American Political Science Review 85 (1991) 2, 475-493

Het Ottomaanse leger was niet alleen groot en intimiderend, het was ook uitermate goed georganiseerd. Het timariotenleger was georganiseerd als een piramide. Op meritocratische wijze werden oude of minder getalenteerde officieren ‘weggepromoveerd’ naar het staand leger van de sultan of met eer en timar met pensioen gestuurd.[14] Soldaten konden gedurende hun carrière beloningen krijgen door het tonen van uitzonderlijke moed.[15]

Het belang van militaire technieken in het Ottomaanse leger in de jaren 1520 was beperkt. Buskruit was immers niet het exclusieve eigendom van de Ottomanen, en het moerassige land rond de Donau maakt het praktisch onmogelijk om zware kanonnen en buskruit mee te nemen op Europese campagnes.[16] Het is niet voor niets dat de Ottomanen, ondanks de beschikbare technieken, vasthielden aan het gebruik van pijl en boog.

Het Ottomaanse leger had in de jaren 1520 een groot voordeel ten opzichte van het Habsburgse leger. Het rijk was uitzonderlijk vroeg in de ontwikkeling van een institutioneel kader voor het leger, een prestatie waar Europeanen een groot ontzag voor hadden.[17] Het devshirme– en timar-systeem maakte het mogelijk een groot, gedisciplineerd leger te creëren.

Intenties & zwaktes

Ondanks de rol van het Ottomaanse Rijk als hoeder van de islam en het militaire overwicht, werd Wenen nooit veroverd. Verklaringen hiervoor zijn op te splitsen in twee categorieën: ideologische factoren enerzijds, materiële factoren anderzijds.

Ideologisch gezien werd het Ottomaanse Rijk gedreven door de islam. De Ottomanen werden neergezet als een homogene kracht, maar het leger was een bonte verzameling van Tataren (onderdeel van het timariotenleger), Janitsaren (staand leger) en Turken, wier eerste loyaliteit bovenal bij het eigen regiment lag.[18] Met name de Tataren waren vooral geïnteresseerd in hun oorlogsbuit en hielden er hun eigen regels op na.[19]

Met de rol als leider van de islamitische wereld, kwam ook de verantwoordelijkheid voor de islamitische wereldgemeenschap, de umma. Deze rol is in eerste instantie vooral defensief. [20] Hoewel primaire bronnen ontbreken, is er consensus over de wens van Suleiman de Grote het koninkrijk Hongarije slechts te gebruiken als bufferzone en satellietstaat tussen het Ottomaanse en Habsburgse Rijk.[21] Elk bewijs voor het verlangen de Habsburgers aan de islam te onderwerpen ontbreekt.

Materieel gezien had het Ottomaanse leger ook zwaktes, die vooral naar voren kwamen tijdens campagnes richting Europa. De prominente positie van de cavalerie zorgde ervoor dat de Ottomanen zich strikt moesten houden aan het campagneseizoen van maart tot oktober, zodat er voldoende voedsel was voor zowel paard als militair. Gedurende de campagne die uiteindelijk tot Wenen zou leiden in 1529 steeg de graanprijs richting het eind van de oogstperiode naar een hoogte 27 keer die van bij het begin van de campagne.[22] Het besluit van Suleiman om Wenen zó laat in het seizoen te belegeren, is vanuit dat oogpunt dan ook hoogst onverstandig te noemen.

Puur op basis van de militaire kracht en het Ottomaanse machtsvertoon begin jaren 1520 lijkt de Ottomaanse dreiging reëel te zijn geweest. Echter, de intentie om de islam ook over Europa te verspreiden lijkt er níet te zijn geweest. Daarnaast was het leger niet uitgerust voor het drassige landschap in Centraal en Oost-Europa. Het Beleg van Wenen lijkt in dat licht bezien eerder een impulsieve daad dan een actie die onderdeel uitmaakte van een weloverwogen strategie.

De “Barbaarse Turk”

De bipolaire wereld van 1521 en de verovering van Belgrado, Rhodos en Hongarije door het imponerende Ottomaanse leger schiep een klimaat waarin de Ottomanen tot publieke vijand werden gebombardeerd. Van eendrachtige machtsblokken was echter geen sprake: de Reformatie zorgde voor tweespalt in Europa, en in het Habsburgse Rijk in het bijzonder. Deze dichotomie veroorzaakte een identiteitscrisis, wat door geleerde Europeanen werd botgevierd op de Turkse vijand.[23] Maar waarom kwam dit uitgerekend in de zestiende eeuw tot volle wasdom?

De drukpers was geen westerse uitvinding. De Chinezen hadden de drukpers al eerder in gebruik, maar door de complexiteit van het alfabet werd het in Oost-Azië niet gelijk een doorslaand succes. In 1439 combineerde Johannes Gutenberg een paar reeds bestaande technieken en ontwikkelde zo de ‘moderne’ drukpers. De eerste decennia erna leidde dit niet gelijk tot een printrevolutie, maar dat veranderde richting eind van de eeuw.

Het is mooi om boeken te kunnen drukken, maar zolang deze niet makkelijk verspreid kunnen worden, heb je er weinig aan. De vooraanstaande Habsburgse families Thurn und Taxis en Ruggiero waren al lang bezig met de formatie van verschillende postroutes. In het laatste decennium van de vijftiende eeuw kreeg het de keizerlijke zegen, en werden de verschillende routes gebundeld tot de Kaiserliche Reichspost. De ideeën van intellectuelen konden nu eindelijk via een omvangrijk netwerk verspreid worden. En nieuwe ideeën kwamen er.

Vanaf 1517 begon in Europa de Reformatie. De katholieke kerk was volgens intellectuelen als Maarten Luther en Johannes Calvijn haar legitimiteit verloren. Vanaf nu moest het alleen maar over het Schrift (sola scriptura) gaan. Dit leidde tot een felle strijd in het Heilige Roomse Rijk, waar de keizer zijn macht voor een groot deel ontleende aan de katholieke kerk. Met name Maarten Luther zag tijdig het belang van de boekdrukkunst in, en maakte hier handig gebruik van.

Elizabeth L. Eisenstein bepleit in haar studie dat de Reformatie niet alleen een religieuze beweging was, maar ook een printrevolutie.[24] Het aantal gepubliceerde werken van Maarten Luther alleen al steeg van 7 producties in 1516-17 naar 1.576 in de periode 1518-24.[25] Luther ontketende een propagandaoorlog, ook tegen de Ottomanen. Zo schreef hij in 1528 een boek geheel gewijd aan de Turkse dreiging, Vom Kriege Wider die Türken. Zijn typering van de Turken is alleszeggend:

‘[de Turk is] een geseling Gods en een dienaar van de duivel. Aan de ene kant is de Turk een middel van goddelijke straf; aan de andere kant propageert hij de duivelse leer van de islam en voert hij agressieve oorlogen uit tegen zijn christelijke buren.’[26]

– Maarten Luther

Opvallend detail: de eerste Europese Koran werd pas in 1537-38 in Europa gedrukt.[27] Luthers boude bewering dat de islam een ‘duivelse leer’ is kan haast niet op theologische gronden gestoeld zijn, wat hoogst eigenaardig is voor een professor theologie.

Ook humanisten als Desiderius Erasmus zagen de Turk als grote vijand. Erasmus benoemde de behoefte aan een verenigd front tegen de Turken expliciet. Volgens hem was het echte probleem van de Ottomaanse invasies niet zozeer het conflict tussen de beschavingen, maar de spirituele fragmentatie en wanorde binnen het christendom zelf.[28]

Het feit dat Luther de islam als duivelse leer typeerde zonder ooit de Koran gelezen te hebben, onderschrijft de stelling dat andere belangen dan theologische (in dit geval: het zoeken naar een gemeenschappelijke vijand) de boventoon voerden. In de zoektocht naar identiteit gebruikte Erasmus de Ottomaanse dreiging als middel om de Europese christenen te verenigen, waarmee het meer zegt over de verdeeldheid binnen het oude continent zelf dan over de daadwerkelijke Turkse dreiging.

Kantelpunt in de beeldvorming

De ontwikkelingen die in de eerste 25 jaar van de zestiende eeuw samenkwamen, mogen met recht een ‘perfecte storm’ genoemd worden. Oké, de eerste rechtstreekse confrontatie tussen Europa en het islamitische Oosten vond niet plaats in de zestiende eeuw maar al gedurende de kruistochten. Maar, in deze tijd ontbraken de technologische en ideologische factoren zodat van één gemeenschappelijk beeld van ‘de Oriënt’ nog geen sprake kon zijn.

Met name de Russen buitten het negatieve beeld van ‘de Turk’ uit, zoals deze propagandaposter uit de Eerste Wereldoorlog laat zien. Bron: https://eaworldview.com/2015/11/syria-propaganda-feature-russias-embassy-the-anti-turkish-poster-from-1915/

Het waren de opkomst van het Ottomaanse leger op de Balkan en de vereniging van de Habsburgse troon die zorgden voor een nieuwe tegenstelling. Het Ottomaanse leger wás sterker en werd daardoor met recht gevreesd, maar van een intentie om Europa te ‘islamiseren’, om maar eens een populistische term te gebruiken, was geen sprake. Het was de crisis binnen Europa zelf, hevig versterkt door het feit dat ideeën nu razendsnel konden worden verspreid, die ervoor zorgden dat het niet alleen mogelijk, maar ook nuttig werd om het islamitische oosten als gezamenlijke vijand te betitelen.

 

Voor nuance was in deze periode geen plek. Immers, wat hadden mannen als Luther en Erasmus eraan om een weloverwogen beeld te schetsen? Bovenal wilden zij aantonen dat de dreiging van de ‘Barbaarse Turk’ het essentieel maakte om de onderlinge verschillen bij te leggen. Dat de islamitische kalifaten eeuwenlang véél verder ontwikkeld waren dan het – in letterlijke zin – achterlijke Europa, moest naar de vergetelheid worden verdrukt. Het fundament van het oriëntalisme was gelegd.

 

 

 

 

 

[1] Speech Geert Wilders, (27 maart 2015), https://www.youtube.com/watch?v=_wa0XFeN-SY 3’50” – 4’23”, geraadpleegd op 19 mei 2018 (eigen vertaling). Voor de volledige tekst, zie: PVV, ‘Speech Geert Wilders, Wenen – 27 maart 2015’ (versie 27 maart 2015), https://www.pvv.nl/96-kandidaten-sp-877/8252-speech-geert-wilders-wenen-27-maart-2015.html (19 mei 2018).

[2] Mesut Uyar en Edward J. Erickson, A Military History of the Ottomans: From Osman to Atatürk (Oxford 2009) 31.

[3] Ted Hopf, ‘Polarity, The Offense Defense Balance, and War’, The American Political Science Review 85 (1991) 2, 475-493, aldaar 479.

[4] John W. Bohnstedt, ‘The Infidel Scrouge of God: The Turkish Menace as seen by German pamphleteers of the Reformation Era’, Transactions of the American Philosophical Society 58 (1968) 9, 1-58, aldaar 3.

[5] Bohnstedt, ‘The Infidel Scrouge of God’, 6.

[6] Charles W. Ingrao, The Habsburg Monarchy 1618-1815 (Cambridge 2012) 3-4.

[7] Hopf, ‘Polarity, The Offense Defense Balance, and War’, 479.

[8] John A. Mears, ‘The Thirty Years’ War, the “General Crisis” and the Origins of a Standing Professional Army in the Habsburg Monarchy’, Central European History 21 (1988) 2, 122-141, aldaar 125.

[9] Murphy, Ottoman Warfare, 36.

[10] Ibidem, 37.

[11] Uyar en Erickson, A Military History of the Ottomans, 37.

[12] Ibidem, 60-61.

[13] Murphy, Ottoman Warfare, 45.

[14] Uyar en Erickson, A Military History of the Ottomans, 41.

[15] Murphy, Ottoman Warfare, 26-27.

[16] Ibidem, 14.

[17] Murphy, Ottoman Warfare, 49 & Asli Cirakman, From the “Terror of the World” to the “Sick man of Europe”: European images of the Ottoman Empire and society from the sixteenth century to the nineteenth (New York 2005) 43.

[18] Murphy, Ottoman Warfare, 28.

[19] Idem.

[20] Manzooruddin Ahmed, ‘Umma: The Idea of a Universal Commnunity’, Islamic Studies 14 (1975) 1, 27-54, aldaar 31.

[21] Rhoads Murphey, Ottoman Warfare, 1500 – 1700 (Londen 1999) 1 & Bohnstedt, ‘The Infidel Scrouge of God’, 7.

[22] Ibidem, 25.

[23] Cirakman, From the “Terror of the World” to the “Sick man of Europe”, 36.

[24] Elizabeth L. Eisenstein, The Printing Press as an Agent of Change (Cambridge 1980) 691.

[25] Mark U Edwards Jr., Printing, Propaganda and Martin Luther (Minneapolis 2005) 20.

[26] Bohnsted, ‘The Infidel Scrouge of God’, 12 (eigen vertaling).

[27] Roberto Tottoli, ‘Editing the Qurʾān in Sixteenth- and Seventeenth-Century Europe’ (versie voorjaar 2017), https://www.ias.edu/ideas/2017/tottoli-quran (9 juni 2018).

[28] Timothy Hampton, ‘”Turkish Dogs”: Rabelais, Erasmus and the Rhetoric of Alterity’, Representations 41 (1993) 1, 58-82, aldaar 62.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *