Peta Jones Pellach: bruggenbouwer en orthodoxe feminist11 min leestijd
Ze noemt zichzelf een orthodoxe feminist. Al bijna dertig jaar zet ze zich met ziel en zaligheid in voor interreligieuze dialoog. Want volgens Peta Jones Pellach is onderling begrip cruciaal voor een langdurige vrede. ‘Mocht het tot een vredesverdrag komen, kan alleen interreligieuze dialoog ervoor zorgen dat die vrede duurzaam is.’
Het moment waarop Peta Jones Pellach besloot haar leven toe te wijden aan de interreligieuze dialoog, weet ze nog precies: ‘Dat was in 1992. De Australian United Church (een parapluorganisatie van christelijke kerken in Australië) had net een pamflet verspreid die volledig anti-Israël was, grenzend aan antisemitisme. Het Australische rabbinaat vroeg me om het gesprek aan te gaan met de leiding van de Australian United Church (AUC), in plaats van de confrontatie op te zoeken. We hadden de AUC makkelijk kunnen aanklagen en dat hadden we hoogstwaarschijnlijk ook wel gewonnen, maar we besloten het anders aan te pakken.’
Peta Jones Pellach is (religieus) docent en gespecialiseerd in volwassenenonderwijs en interreligieuze dialoog. Na haar studie Internationale Betrekkingen, specialiseerde ze zich namens de Universiteit van Sydney in onder meer Joodse Beschaving en Cultuur, Bijbelstudies en het Israëlisch/Palestijns Conflict. In 2010 emigreerde ze vanuit Australië naar Israël, waar ze direct aan de slag ging bij Elijah Interfaith Institute. In 2014 stond ze aan de wieg van Praying Together in Jerusalem.
Het bleek niet alleen een sleutelmoment voor Peta persoonlijk, maar betekende tegelijkertijd een doorbraak voor vrouwen in de religieuze dialoog. Peta kan haar trots nauwelijks verhullen als ze erover vertelt: ‘Toen het joodse leiderschap het bisdom vertelde dat de joodse gemeenschap door een vrouw zou worden vertegenwoordigd, besloot de katholieke leiding zuster Elizabeth naar voren te schuiven. Dit was de eerste keer dat het katholieke geloof werd vertegenwoordigd door een vrouw!’
Nadat Jones Pellach in 2010 Aliyah had gemaakt, was de stap naar interreligieuze dialoog zo gemaakt. ‘Het was een natuurlijke uitwas van de religieuze scholing die ik verzorgde. De drie abrahamitische geloven delen het gebed, er is overduidelijk sprake van gedeelde normen. Maar, we wilden niet geforceerd op zoek naar gezamenlijke grond door te hameren op “gedeelde waarden” in de Hebreeuwse Bijbel, de christelijke Bijbel en de Koran. Ieder moest op zijn eigen, authentieke manier zijn of haar geloof kunnen belijden.’
En zo werd Praying Together in Jerusalem (PTIJ) geboren. ‘Vader Russell McDougall (katholieke priester bij het Tantur Oecumenisch Instituut in Jeruzalem) begon in 2014 met reclame maken voor het initiatief. Nog in hetzelfde jaar hadden we onze eerste bijeenkomst. We waren stiknerveus, maar voor ons was het een groot succes.’
Het initiatief heeft, na ruim vier jaar, al veel mooie momenten opgeleverd. Twee momenten in het bijzonder staan Jones Pellach bij: ‘Het eerste was toen we gedurende zonsondergang samen kwamen op de Berg Zion. Het rode licht van de neergaande zon dompelde de oude stad onder in een adembenemende gloed, alsof een serene rust op de stad was neergedaald. Wij (de joodse deelnemers) waren verzonken in een geluidloos gebed, en alsof dat moment nog niet Goddelijk genoeg was werd uitgerekend op dat moment een christelijke hymne ingezet. Die ervaring verbond ons op een manier die alleen via gezamenlijk gebed bereikt kan worden.’
Een ander moment zou zelfs de meest koppige atheïst in zijn of haar overtuiging doen twijfelen. ‘We kwamen samen op het dak van de Notre Dame, waar ook een restaurant gevestigd is. We waren nauwelijks aan de gang, of de hemel barstte open. We vluchtten naar binnen, hoewel we allemaal intens dankbaar waren voor de regen. De mensen in het restaurant hadden geen idee wat ze overkwam! De eigenaren hadden er geen bezwaar tegen dat we verder gingen in het restaurant, en wat daar ontstond was de meest spontane interreligieuze ervaring die ik ooit hebt meegemaakt, waarbij ieder op zijn eigen manier dankbaar was voor de neerslag.’
Wantrouwen en praktische obstakels
Praying Together in Jerusalem brengt mensen met elkaar in contact die normaliter volstrekt gescheiden levens leiden. Die verbinding komt alleen niet vanzelf. Vanaf het begin wordt de beweging geconfronteerd met de politieke realiteit, die in Israël en Palestina nauw verwant is aan religie.
‘We hebben overwogen de eerste bijeenkomst aan beide zijden van de scheidingsmuur te bouwen, maar we besloten dat toch maar niet te doen. Hoewel we ervan overtuigd zijn dat ons initiatief boven de politiek staat, wilden we niet direct te boek staan als een politieke beweging. We besloten samen te komen bij Jaffa Gate, maar ook dit bleek problematisch. De herfst van 2014 was een periode van politieke spanning als gevolg van terroristische aanslagen (die volgden op een verwoestende aanval van Israël op de Gazastrook, red.), met tot gevolg dat veel moslims zich niet veilig genoeg voelden om deel te nemen. Als moslims zich wél veilig genoeg voelen, kunnen andere factoren roet in het eten gooien. We wilden een keer een bus met Palestijnse moslims laten overkomen uit Nablus (in de Westelijke Jordaanoever), maar de vereiste vergunning werd op het laatste moment ingetrokken.
We proberen verschillende dingen om de deelname van met name moslims en orthodoxe joden te vergroten. Zo hebben we de tijden aangepast zodat deze aansluiten op de gebedstijden van de islam en vinden de bijeenkomsten niet in de publieke ruimte plaats. In plaats daarvan verzamelen we vaak op een bepaalde plek, en vertrekken vanuit daar naar een kerk, synagoge of bijvoorbeeld het islamitisch museum. Momenteel overwegen we een Whatsapp-groep aan te maken, zodat we überhaupt niet meer in het openbaar hoeven te verzamelen.
We zouden dolgraag meer lokale religieuze mensen betrekken bij PTIJ, maar dat blijft een uitdaging. Je kunt zowel de joodse als de islamitische gemeenschap in Jeruzalem grofweg in tweeën delen: ze zijn óf seculier joods/moslim en dus sowieso niet geïnteresseerd in het gebed, óf het zijn orthodoxe gelovigen die weliswaar bidden, maar niet sámen willen bidden.’
Het toont hoe beladen een louter goed bedoeld initiatief als Praying Together in Jerusalem in het Israël/Palestina van vandaag de dag is. Wie door Jeruzalem loopt, kan de indruk krijgen dat de drie monotheïstische geloven vredig naast elkaar leven. Maar als het er al vredig aan toegaat, leven de verschillende gelovigen weliswaar náást elkaar, maar nauwelijks mét elkaar.
Een orthodoxe feminist
Peta Jones Pellach heeft een indrukwekkende staat van dienst op het gebied van interreligieuze dialoog, maar maakt daarnaast de afgelopen jaren naam als voorvechter voor gendergelijkheid. In een opiniestuk voor Times of Israel sprak ze de Israëlische vrouwen afgelopen januari rechtstreeks aan: ‘We hebben 70 jaar gewacht om fatsoenlijk vertegenwoordigd te worden. Nu is het genoeg! We moeten alléén stemmen op partijen die een lijst hebben waar vrouwen gelijkwaardig worden gerangschikt naast mannen – het “ritssysteem”, waarbij man en vrouw elkaar afwisselen.’
De op het eerste oog niet erg voor de hand liggende combinatie van orthodoxe jood enerzijds en vooraanstaand strijder voor gendergelijkheid anderzijds, is volgens Jones Pellach eigenlijk heel logisch: ‘de status van vrouwen in religie is altijd al een strijd geweest. De restricties die vrouwen werden opgelegd, zijn gewoon sociale constructies die we altijd maar hebben geaccepteerd. Door betere opleiding raken meer en meer vrouwen hiervan doordrongen, en dat is maar goed ook. Ik ben ervan overtuigd dat wat goed is voor vrouwen, goed is voor de samenleving als geheel.’
Hoewel er legio voorbeelden zijn van bewegingen die de strijd voor gendergelijkheid voeren in een religieus kader, zijn er twee groepen in het bijzonder waar Jones Pellach enorm ontzag voor heeft: Nivcharot en de Jewish Orthodox Feminist Alliance (JOFA).
Nivcharot (afgeleid van Lo Nivcharot, Lo Bocharot, Hebreeuws voor: niet verkiesbaar, niet stemmen) werd in 2012 opgericht door Esty Shushan. De beweging strijdt voor politieke vertegenwoordiging van vrouwen, een stap die ultraorthodoxe partijen als Shas nog niet bereid zijn te maken. ‘Deze vrouwen vormen een perfect voorbeeld van de manier waarop (ultra-)orthodoxe religie gecombineerd kan worden met een sterk, feministisch standpunt. Nivcharot sleept zelfs rabbijnen voor de rechter, een stap die “gewone” joods-orthodoxe vrouwen nooit zouden overwegen!”
Blue Greenberg was in 1997 één van de oprichters JOFA. Haar standpunt is simpel: ‘waar een rabbijnse wil is, is een weg.’ ‘We moeten niet vergeten dat voor veel joods-orthodoxe mensen de religieuze autoriteit altijd belangrijk zal blijven’, zegt Jones Pellach. ‘De vraag is: wat is wanneer van toepassing?’
Ze legt het uit aan de hand van een voorbeeld: ‘Met de aankomende verkiezingen, zien we steeds vaker dat posters waarop vrouwen staan afgebeeld worden ontdaan van het gezicht. Voor ultraorthodoxe joden is er voor vrouwen simpelweg geen plek in de publieke ruimte. Er zijn drie manier waarop we hiermee om kunnen gaan: allereerst kunnen we proberen de overtreders op de rechtstatelijke manier te vinden en te confronteren, maar dat blijkt weinig succesvol. De tweede optie zou kunnen zijn het continu blijven ophangen van de posters. Dat zal hoogstwaarschijnlijk resulteren in een eindeloos kat-en-muisspel, waardoor de derde optie de meest voorkomende is: we hangen in Jeruzalem niet langer posters op waarop vrouwen staan afgebeeld. Als feminist zal ik dit nóóit kunnen accepteren. Ik zie de contradictie tussen een sober voorkomen en het afbeelden van een vrouwengezicht gewoonweg niet.’
Het conflict en interreligieuze dialoog
Peta Jones Pellach heeft niet de illusie dat interreligieuze dialoog dé oplossing is voor het conflict. Dat ligt niet alleen aan de religieuze dynamiek die in het Midden-Oosten zo bepalend is voor de identiteit, maar ook aan de samenstelling van de Israëlische samenleving.
‘Je moet begrijpen dat de Israëlische samenleving is samengesteld uit verschillende “sub-samenlevingen”, die lang niet allemaal gewend zijn aan een democratische rechtsstaat. Russische immigranten die vlak na het uiteenvallen van de Sovjetunie naar Israël kwamen vormen een grote groep. Zij zijn totáál niet grootgebracht met liberale normen en waarden.
Hetzelfde kun je zeggen voor joden uit het Midden-Oosten. Landen als Libië of Tunesië hebben geen democratisch verleden. Dat zie je terug in verschillende dingen. Veel mensen zien de link niet tussen een wetsovertreding en het bredere principe dat daarmee geschonden wordt. In Australië zouden mensen moord en brand schreeuwen om een corruptiezaak zoals nu gaande is met Netanyahu, maar hier zien mensen dat totaal anders.
Religie vormt een ander obstakel voor de vorming van een liberale rechtstaat. Ultraorthodoxe joden vinden dat het goddelijk recht in alle gevallen verheven is boven de wetten van de staat. Als zij een probleem ondervinden, is hun reflex behoorlijk verschillend dan de onze. Waar wij juridisch advies zouden inwinnen, schakelen zij de hulp van een rabbijn in om uit te vinden welke Bijbelse principes op de situatie van toepassing zijn.
Wat ook niet helpt, is het gesegmenteerde onderwijssysteem. Het Arabische [sic] onderwijssysteem is helemaal niet bezig met het bijbrengen van democratische of seculiere waarden. In plaats daarvan leggen docenten de focus op de Arabische identiteit en bedienen ze zich van een nationalistische retoriek.’
En tóch ziet Jones Pellach een rol weggelegd voor interreligieuze initiatieven als Praying Together in Jerusalem: ‘In mijn ogen is het absoluut cruciaal, en kan het vredesproces zelfs niet zonder. Religie speelt vormt een gigantisch onderdeel van iemands identiteit, in het Midden-Oosten helemáál. We moeten religieuze leiders er zoveel mogelijk bij betrekken.
Bij Elijah Interfaith Institute hebben we een programma opgezet, Sharing Wisdom. Hierbij proberen we problemen in interreligieuze betrekkingen te vinden en een manier te vinden hoe we deze obstakels kunnen overwinnen. We zijn bijvoorbeeld tot de conclusie gekomen dat iedere religie grenzen stelt aan hoe ver relaties met mensen van een ander geloof kunnen gaan. In het jodendom ligt trouwen met iemand van een ander geloof bijvoorbeeld erg gevoelig. We proberen nu manieren te vinden waarop we betrekkingen tussen joodse en niet-joodse mensen zoveel mogelijk stimuleren, zónder dat mensen op een zeker moment voor de keuze worden gesteld om te bekeren of de relatie te beëindigen.’
Gesprekken tussen religieuze leiders zijn belangrijk, maar volgens Jones Pellach is het nog maar de eerste stap naar een oplossing: ‘We moeten ook op “lager niveau” het gesprek met elkaar aangaan. Stel je eens voor dat er morgen een vredesverdrag wordt gesloten. Die heeft op dit moment nauwelijks kans van slagen, omdat er simpelweg té veel mensen zijn die moslims of joden nog zien als de vijand. Het vormen van relaties tussen de verschillende geloven is een bouwproces, maar het is absoluut essentieel. Als het tot een vredesverdrag komt, kan alleen interreligieuze dialoog ervoor zorgen dat die vrede duurzaam is.’