Close

23 februari 2019

De sluipmoordenaar: klimaatverandering en de Arabische opstanden7 min leestijd

Afgelopen week werd in Den Haag de Planetary Security Conference gehouden. Experts van over heel de wereld kwamen samen om te spreken over de link tussen klimaatverandering en conflicten. Een maand geleden zette het World Economic Forum in het Global Risks Report 2019 de grootste bedreigingen voor de wereld op een rijtje, waarbij extreem weer en falend klimaatbeleid na een nucleaire oorlog werd gezien als bedreigingen met de grootste impact. Belangrijk verschil: extreem weer en falend klimaatbeleid werden gerangschikt als “waarschijnlijk”, terwijl nucleaire oorlog werd aangeduid als “erg onwaarschijnlijk”.[1]

Het Midden-Oosten is bij uitstek een regio waar de relatie tussen klimaatverandering en conflict duidelijk wordt. Het lastige aan de link tussen de opwarmende aarde en oorlogen is dat klimaatverandering vrijwel nooit dé reden is van conflict, maar een ‘dreigingsvermenigvuldiger’: een factor die nét het verschil kan maken tussen het wel of niet uitbreken van een gewelddadig conflict.[2] De Arabische Opstanden en de Syrische oorlog in het bijzonder laten dit zien.

Extreem weer en de Arabische opstanden

Noot: de opstanden die vanaf december 2010 over de Arabische wereld trokken, worden vaak aangeduid met de Arabische Lente. Na de repressieve maatregelen en reactionaire bewindslieden die in het overgrote deel van de Arabische wereld – Tunesië uitgezonderd – de macht grepen heeft de term een cynische bijklank gekregen, die geen recht doet aan de opstanden zelf. Vandaar dat al-Sham vanaf heden de term Arabische opstanden gebruikt.

Het had een keerpunt in de geschiedenis moeten zijn. Burgers in onder meer Tunesië, Egypte, Bahrein, Jordanië en Syrië trokken massaal de straat op om te demonstreren tegen het autoritaire bewind waar ze decennialang aan onderworpen waren. Heroïsche beelden van opstandelingen die zich en masse verzamelden op centrale pleinen gingen door social media in rap tempo de wereld over. Eindelijk werd ook in het Midden-Oosten en Noord-Afrika afgerekend met de zittende macht, was de heersende tendens in het Westen. Dat er méér aan de hand was, werd voor het gemak vergeten.

De suikerproductie kreeg door extreem weer in 2010 een knauw te verduren: in februari trok cycloon Yasi over Australië, en ook in Brazilië en Pakistan zorgden weersomstandigheden voor een slechte oogst. Gevolg: de suikerprijs verdubbelde bijna: van 17 cent per pond aan het begin van het jaar naar 33 cent per pond zeven maanden later.[3]

2010 was een uiterst beroerd jaar voor de wereldwijde voedselproductie. Hevige neerslag in Canada en aanhoudende droogte in Rusland en Oekraïne zorgden ervoor dat de tarweproductie de vraag niet meer aankon en er in de reserves moest worden getast. Het Midden-Oosten en Noord-Afrika, door het woestijnklimaat sowieso al voor 25-50% afhankelijk van import, kreeg een harde klap te verwerken. Egypte kon slechts 1,6 miljoen ton tarwe importeren uit Rusland, tegenover 2,8 miljoen een jaar eerder.[4]

Het is niet verwonderlijk dat de protesten in Algerije en Tunesië, waar de Arabische Opstanden begonnen, een belangrijke gemene deler hadden: zelfs de meest basale voedselproducten waren nauwelijks betaalbaar geworden. Tekenend zijn de beelden van Tunesische opstandelingen, die met baguette in de hand protesteerden tegen de stijgende broodprijzen. Het zou niet lang duren voordat de protesten ook Syrië bereiken.

Protesten in Tunis in januari 2011. Bron: http://archive.boston.com/bigpicture/2011/01/an_uprising_in_tunisia.html

Syrië

In maart 2011 gingen de eerste mensen in Daraa de straat op. Over de politieke voorgeschiedenis schreef al-Sham al eerder, maar ook in Syrië speelde klimaatverandering een rol.

Syrië heeft een lange voorgeschiedenis van conflicten waarbij (de toegang tot) water centraal stond. Rond 690 voor de jaartelling liet de Assyrische koning Sennacherib Babylon volledig onder water lopen, om de stad vervolgens in te nemen.[5] Het tegenwoordige Syrië heeft het nadeel dat het geen enkele rivier heeft die ontspringt in het land, en daardoor afhankelijk is van de nukken van leiders in onder meer Turkije en Irak. Het is al meerdere keren in conflict gekomen met de Turkse en Iraakse regering over de bouw van stuwdammen, waarmee de watertoevoer richting Syrië in gevaar dreigde te komen. Ook niet onbelangrijk: het inwonersaantal van Syrië groeide tussen 1950 en 2012 van 3 miljoen naar 22 miljoen.[6]

Vanaf 2006 kreeg het land te maken met enorme droogte, wat de bevolking op het platteland tot wanhoop dreef. Toen president Bashar al-Assad de landbouwsubsidie zonder pardon stopzette, zagen veel boerenfamilies geen andere keuze dan te verhuizen naar de stad.[7] Ook overheidsfunctionarissen zagen de urgentie in. In 2008 waarschuwde de minister van Landbouw dat zijn regering het probleem van de droogte nooit alleen kon tackelen. Eerder dat jaar had de Syrische afgevaardigde voor de Food and Agricultural Organization al gewaarschuwd dat de omstandigheden in Syrië weleens een ‘perfecte storm’ zouden kunnen veroorzaken.[8]

Doorstroming van de Eufraat gemeten bij Jarablus in Noord-Syrië, 1937-2010. Bron: Peter H. Gleick, ‘Water, Drought, Climate Change, and Conflict in Syria’, Weather, Climate and Society 6 (2014) 1, 331-340, aldaar 333.

Die storm kwam er. De plotse samensmelting van urbane en rurale bevolkingsgroepen in steden als Daraa veroorzaakte flinke spanningen. Historicus en Syrië-expert Raymond Hinnebusch ziet een link met de opkomst van salafistische bewegingen: ‘Het gebrek aan uitzicht op werk, corruptie en de droogte maakte het salafisme aantrekkelijk voor de jeugd. Tribale reacties op hun arrestaties en de daaropvolgende extreme overreactie vanuit de veiligheidsdiensten stookten het vuurtje verder op.’[9]

Ook tijdens de oorlog staat de watertoevoer zo nu en dan centraal. Veel waterputten waren door intensief grondwatergebruik onbruikbaar geworden, waardoor zuiveringsinstallaties en dammen aan strategisch belang wonnen. In november 2012 veroverde een rebellengroep de Tishrin-dam aan de Eufraat, belangrijk voor de elektriciteitsvoorziening in een groot deel van Syrië. Drie maanden later werd ook de Tabqa-dam veroverd, essentieel voor de toelevering van elektriciteit naar Aleppo.[10] Zo werd water niet alleen een doel, het werd ook een wapen.

Klimaatverandering als dreigingsvermenigvuldiger

Waterschaarste speelde een rol in het ontstaan van de Arabische opstanden en de oorlog in Syrië, zoveel is duidelijk. We mogen die rol niet overschatten: als Assad zich niet zo meedogenloos had opgesteld tegen de opstandelingen en zijn vader vóór hem de sektarische groeperingen niet zo tegen elkaar had uitgespeeld, was het nooit zover gekomen. Men ziet klimaatverandering dan ook vooral als ‘dreigingsvermenigvuldiger’: een factor die op de achtergrond meespeelt bij het ontstaan van conflicten, en nét het verschil kan maken tussen een vredig protest en een allesverwoestende oorlog.[11]

De door Nederland belegde vergadering in de Veiligheidsraad over klimaat en veiligheidsrisico’s. Bron: https://www.permanentrepresentations.nl/latest/news/2018/03/22/security-council-briefing-lake-chad-basin

Dat maakt het probleem zo complex: hoe kun je beleid maken als klimaatverandering vrijwel altijd een ‘vermenigvuldiger’ is, maar zelden de hoofdzaak? Nederland heeft hier vorig jaar een prominente rol in gespeeld. Op 22 maart 2018 organiseerde Nederland als roulerend voorzitter van de Veiligheidsraad een speciale vergadering over de relatie tussen conflicten en watertekort rond het Tsjaadmeer. Het doel: belangrijke landen overtuigen van het feit dat klimaatverandering niet alleen een ‘vermenigvuldiger’ is, maar ook een grondoorzaak.[12]

De landen van de Arabische Liga hebben het probleem ook onderkend. In november 2018 erkenden het Arab Water Council (waar alle landen van de Liga onderdeel van uitmaken) dat klimaatverandering het perspectief op vrede kan beïnvloeden.[13] Met andere woorden: de opwarming van de aarde vormt een reële dreiging. Nu de maatregelen nog.

 

 

 

 

 

[1] World Economic Form, ‘Global Risks Report 2019’ (15 januari 2019), 5.

[2] Sarah Johnstone & Jeffrey Mazo, ‘Global Warming and the Arab Spring’, Survival 53 (2011) 2, 11-17, aldaar 11.

[3] Johnstone & Mazo, ‘Global Warming and the Arab Spring’, 13.

[4] Ibidem, 12.

[5] Peter H. Gleick, ‘Water, Drought, Climate Change, and Conflict in Syria’, Weather, Climate and Society 6 (2014) 1, 331-340, aldaar 332.

[6] Idem.

[7] Raymond Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, International Affairs 88 (2012) 1, 95-113, aldaar 100.

[7] Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, 102.

[8] Gleick, ‘Water, Drought, Climate Change, and Conflict in Syria’, 334.

[9] Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, 107 (eigen vertaling).

[10] Gleick, ‘Water, Drought, Climate Change, and Conflict in Syria’, 336.

[11] Johnstone & Mazo, ‘Global Warming and the Arab Spring’, 15.

[12] Clingendael Institute, ‘Climate Security: Making it #Doable’ (February 2019), 12-13.

[13] Clingendael Institute, ‘Climate Secutiry’, 17.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *