Close

17 november 2018

Geschiedenis van een catastrofe9 min leestijd

Idealiter was dit een terugblik geweest op de oorlog in Syrië. De realiteit is echter anders: wat in maart 2011 begon als een vreedzaam protest, ontaardde al snel in een allesverwoestende oorlog. Maar waarom liep het juist in Syrië uit op een sektarische strijd? En hoe komt het eigenlijk dat de strijd nu al zo lang duurt? Een kleine geschiedenis van een catastrofe.

Toen Groot-Syrië (waar ook delen van hedendaags Israël, Palestina, Libanon en Jordanië onder vielen) nog onderdeel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk, was het gebied al religieus divers. Het gebied was belangrijk voor de drie monotheïstische godsdiensten, was door de geschiedenis heen door verschillende groepen veroverd en was bovendien een belangrijk toevluchtsoord voor vervolgde minderheden.[1] De religieuze verdeling voor aanvang van de oorlog in 2011 was ongeveer als volgt:[2]

De grootste etnische groeperingen waren Arabieren (82,5%), Koerden (8,5%), Armeniërs (4%) en Turkmenen (3%).[3]

Na de Eerste Wereldoorlog en de val van het Ottomaanse Rijk kwam Syrië conform Sykes-Picot, in afgeslankte vorm, onder Frans mandaat te vallen. De Fransen speelden handig in op verdeeldheid door de verschillende groepen constant tegen elkaar uit te spelen, uit angst voor Arabisch nationalisme.[4] Als gevolg hiervan waren minderheden als de Alawieten oververtegenwoordigd in het leger.[5]

Hypocrisie van de Ba’ath-partij & Hafez al-Assad

Gedurende de Tweede Wereldoorlog verkreeg Syrië zijn onafhankelijkheid. Wat volgde was een periode van militaire coups, waarbij sektarische spanningen de boventoon voerden. Tussen 1949 en 1954 werden liefst drie coups gepleegd.[6] Op 8 maart 1963 greep de militaire tak van de Arabisch-socialistische Ba’ath-partij onder leiding van Mohamed Umran, Salah Jadid en Hafez al-Assad de macht.

De Syrische Ba’ath-partij was gestoeld op drie principes: allereerst streefde het de eenwording van alle Arabieren na, ten tweede hamerde het secularisme en tenslotte streefde de partij naar een socialistische samenleving.[7] Die combinatie maakte de beweging vooral aantrekkelijk voor religieuze minderheden, vaak werkzaam op het platteland. Religieuze minderheden, de Alawieten in het bijzonder, vormden door de alliantie met het leger de harde kern van de Ba’ath-partij.[8]

De drie ‘sterke mannen’ van de Ba’ath-coup raakten al snel onderling verbitterd. Alawieten kregen belangrijke functies toebedeeld, en hoewel de drie heren zich hier alle drie schuldig aan maakten, weerhield hen dit er niet van elkaar te betichten van sektarisme.[9] De machtsstrijd tussen de drie werd in 1970 in het voordeel van de oud-luchtmachtcommandant Hafez al-Assad beslecht.

Hafez al-Assad vlak na zijn machtsovername in 1970. Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Corrective_Movement_(Syria)

Hafez al-Assad ging onverminderd door met het bevoordelen van de Alawieten. Desalniettemin werd zijn leiderschap in de beginjaren getolereerd. Hij was een charismatisch leider, intelligent genoeg om de soennitische meerderheid niet direct tegen zich in het harnas te jagen en bovenal een groot strateeg.[10] Al-Assad vergrootte zijn pan-Arabische legitimiteit door de oorlog met Israël in 1973.[11]

Toch ontstond steeds meer weerstand vanuit de soennitische meerderheid. In eerste instantie kwam dat vooral voort uit het cliëntelisme waarbij de Alawitische minderheid de facto alle belangrijke functies kreeg toegeschoven, maar de Syrische interventie in Libanon gaf de strijd tussen soennieten en het regime een nieuwe dimensie. Tot afschuw van de soennieten koos al-Assad in 1976 de kant van de christenen in het conflict.[12]

De soennitische Moslimbroederschap richtte zijn pijlen op Alawieten (ongeacht of ze lid waren van de Ba’ath-partij), die vanaf februari 1976 in koelen bloede werden geliquideerd. Het doel: sektarische spanningen uitlokken om het Assad-regime te destabiliseren.[13] In één van hun bruutste acties, op 16 juni 1979, werden 35 Alawitische kadetten vermoord door soennitische mujahedin.[14]

In 1980 overleefde Hafez al-Assad een liquidatiepoging en werd een landelijke agressiecampagne gestart om de soennitische strijders uit te schakelen: martelingen en executies werden dagelijkse kost. De climax volgde in februari 1982: nadat soennitische strijders de macht in de noordelijke stad Hama hadden overgenomen, nam al-Assad ronduit barbaarse maatregelen: de stad werd platgebombardeerd, met duizenden burgerdoden tot gevolg.[15] Van het seculiere karakter van de Ba’ath-partij was niets meer over. Al-Assad bleek een brute, sektarische leider die krampachtig de macht in Alawitische handen probeerde te houden.

Bashar al-Assad: van ‘Sneeuwwitje’ tot tiran

Ondanks het gruwelijke bloedbad van Hama, profileerde al-Assad senior zich als staat in de frontlinie tegen Israël, waardoor hij kon rekenen op steun van de Golfstaten en de Sovjetunie (dat zo een tegenwicht kon bieden aan de Amerikaanse steun voor Israël). Desondanks brak eind jaren ’80 een economische crisis uit. Al-Assad zag zich genoodzaakt over te gaan tot bezuinigingen, waarmee hij de toorn van zijn oude, socialistische machtsbasis riskeerde. Ook werd bezuinigd op het leger, waardoor de aloude alliantie verzwakte.[16]

In 1994 overlijdt de oudste zoon en gedroomde opvolger van Hafez al-Assad, Basil, bij een auto-ongeluk. In allerijl moet de jonge, politiek onervaren Bashar al-Assad worden klaargestoomd voor het presidentschap. Wanneer Hafez al-Assad in 2000 daadwerkelijk overlijdt, wordt de grondwet aangepast zodat de pas 34-jarige Bashar president kan worden.[17]

Bashar al-Assad kan aanvankelijk op de nodige sympathie rekenen. Hij studeerde oogheelkunde in Londen en gaf hiermee hoop op hervormingen in het autoritaire Syrië. Zijn onschuldige uitstraling gaf hem zelfs de bijnaam ‘Sneeuwwitje’.[18] Al snel bleek dat de invloed van zijn tijd in Europa rijkelijk werd overschat: Bashar was bovenal een zoon van Syrië en onderdeel van de elite in Damascus.[19]

Zijn elitaire achtergrond resulteerde erin dat Bashar weinig affiniteit had met de socialistische koers van de Ba’ath-partij. Waar zijn vader zich nog bewust was van het feit dat de wortels van de partij op het platteland lagen, zette Bashar zich steeds meer in als voorvechter van neoliberaal beleid. Er werd bezuinigd op de publieke sector en de economie werd opengegooid om buitenlandse investeringen aan te trekken.[20]

Propagandaposter van vader en zoon al-Assad. Bron: http://www.pbase.com/image/80076292

Resultaat van het beleid van Bashar al-Assad was dat de oude machtsbasis, de religieuze minderheden op het platteland, zich steeds meer vervreemd voelden van de Ba’ath-partij. Toen de oliereserves medio de jaren ’00 op dreigden te raken, verlaagde de president de subsidies. Na het afschaffen van de landbouwsubsidie had Assad zijn krediet op het platteland definitief verspeeld.[21]

Toch waren het externe factoren die een doorslaggevende rol speelden in het ontstaan van de Syrische Revolutie. Syrië werd tussen 2007 en 2010 geteisterd door een verschrikkelijke droogte, waardoor religieuze minderheden van het platteland honger leden en uit pure wanhoop naar de steden trokken. Steden bleven ook niet gevrijwaard van economische malaise, wat een vruchtbare voedingsbodem bleek voor salafistische groeperingen.

De Arabische Lente bleek het beslissende zetje: de golf van protesten die eind 2010 begon in Tunesië bereikte ook Syrië. In maart 2011 gingen de eerste demonstranten de straat op in de zuidelijke stad Daraa. Op dat moment had al-Assad nog kunnen kiezen voor hervormingen, maar dat deed hij niet. Bashar, bang voor de ineenstorting van zijn Alawitische bewind, koos het wapen.

De catastrofe

Bashar al-Assad hanteerde vanaf het begin een carrot-and-stick-benadering: enerzijds hief hij na 48 (!) jaar de noodtoestand op, gaf hij 220 000 Koerden burgerschap en liet hij 260 soennitische gevangen vrij uit de gevreesde Saydnaya-gevangenis, anderzijds sloeg hij de protesten genadeloos neer.[22] Dat laatste had gebeurde echter op dusdanig brute wijze, dat zijn “concessies” weinig waarde hadden. Als gevolg hiervan kwamen de sektarische spanningen die sinds het bloedbad van Hama in 1982 vakkundig de kop in waren gedrukt, in alle heftigheid weer naar boven.

Het is lastig aan te geven op welk moment de protesten verwerden tot een oorlog. Belangrijk kantelpunt lijkt juni 2011, toen de gewapende oppositie zich van haar slechtste kant liet zien: 120 legerofficieren werden tussen 4 en 6 juni geëxecuteerd. Een vreedzame oplossing voor het conflict leek definitief een gepasseerd station, met de voortdurende droogte en bewapening van de oppositie door Turkije en Jordanië als olie op het vuur. [23]

Tegenstellingen tussen de verschillende oppositiebewegingen maakten de oorlog al snel een wespennest van allianties. Niet alle groeperingen werden gedreven door sektarische motieven, maar juist de groeperingen die zich wél zo identificeerden (Jahbat al-Nusra, Ahrar al-Sham en later Islamitische Staat) werden dominant. De onderlinge concurrentie verzwakte de oppositie als geheel, met al-Assad als grote winnaar.

Regionale grootmachten en aartsvijanden Iran en Saoedi-Arabië zagen de oorlog in Syrië als ideale gelegenheid elkaar te verzwakken. Iran koos de zijde van het regime, Saoedi-Arabië die van de oppositie. ‘Officieel’ steunde Saoedi-Arabië alleen de gematigde oppositie (onder meer Free Syrian Army, waarin deserteurs uit het Syrische legers de kern vormen), maar via onofficiële kanalen werden ook extremistischere groepen gesteund.[24]

“Degenen die met beperkte wil en beperkte middelen optreden in Syrië, moeten beperkte doelen stellen om ook maar iets goeds te kunnen bereiken.”

– Richard Haass

De westerse bemoeienis met Syrië is tot op heden weinig doortastend. De banden met al-Assad werden na de keiharde repercussies verbroken, maar de steun voor de oppositie was halfslachtig. Hoe konden westerse landen zeker weten dat hun wapens en andere steun niet in handen kwam van groeperingen als IS? De realiteit: dat kún je niet zeker weten. Gevolg was een zeer beperkte steun, ondanks de mooie woorden. Maar zoals Richard Haass het eind 2016 verwoordde: ‘Degenen die met beperkte wil en beperkte middelen optreden in Syrië, moeten beperkte doelen stellen om ook maar iets goeds te kunnen bereiken.’[25]

Gamechanger in de oorlog léék de zomer van 2013. Bashar al-Assad zette chemische wapens in tegen de bevolking van Ghouta. De ‘rode lijn’ van Barack Obama bleek niet hard te zijn, een ernstige inbreuk op de geloofwaardigheid van het westen. De gamechanger kwam pas in september 2015, toen Rusland luchtsteun ging verlenen aan het Syrische leger. Voor al-Assad was dit een godsgeschenk, want het aantal deserteurs bleef stijgen en van de ruim 220 000 overgebleven soldaten kon hij slechts een derde vertrouwen.[26]

Een man ontvlucht de totale verwoesting in Aleppo. Bron: AFP

Na de herovering van Aleppo in 2016 lijkt het tij definitief gekeerd. Eind 2018 is de oppositie – na verschillende deportaties – geconcentreerd in de noordwestelijke provincie Idlib. Gevreesd wordt voor een brute actie vergelijkbaar met die van al-Assad senior in 1982, maar op véél grotere schaal. Vooralsnog weten Rusland, Iran en Turkije al-Assad hiervan te weerhouden, maar de toekomst van Idlib in het bijzonder en Syrië in het algemeen lijkt ongewis. Ondertussen zijn we zevenenhalf jaar, 400 000 doden en miljoenen vluchtelingen verder.

[1] Nikolaos van Dam, The Struggle for Power in Syria (Londen 2011), 2.

[2] Van Dam, Struggle for Power, 1.

[3] Idem.

[4] Ibidem, 4.

[5] Nikolaos van Dam, Destroying a Nation: the Civil War in Syria (Londen 2017), 17.

[6] Dr. Halla Diyab, ‘On Syria’s Turbulent History of Coups’ (versie 26 november 2014), http://english.alarabiya.net/en/views/news/middle-east/2014/11/26/On-Syria-s-turbulent-history-of-coups.html (14 november 2018).

[7] Van Dam, Destroying a Nation, 14 & 16.

[8] Ibidem, 26.

[9] Ibidem, 33.

[10] Moshe Ma’oz, ‘Asad’s Leadership of Syria’, Oriente Moderno 12 (1993) 1, 97-105, aldaar 100.

[11] Raymond Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, International Affairs 88 (2012) 1, 95-113, aldaar 97.

[12] Ma’oz, ‘Asad’s Leadership of Syria’, 103.

[13] Van Dam, Destroying a Nation, 48.

[14] Ibidem, 50.

[15] Ibidem, 52.

[16] Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, 98.

[17] Van Dam, Destroying a Nation, 58.

[18] Ibidem, 84.

[19] Ibidem, 86.

[20] Hinnebusch, ‘Syria: from ‘authoritarian upgrading’ to revolution?’, 100.

[21] Ibidem, 102.

[22] Van Dam, Destroying a Nation, 80-82.

[23] Ibidem, 87.

[24] Ibidem, 99.

[25] Richard Haass, ‘Aleppo’s sobering lessons’, Project Syndicate – the World’s Opinion Page, 23 december 2016.

[26] Van Dam, Destroying a Nation, 108.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *