Close

31 december 2018

Het jaar van Bibi, voorbeeld voor de illiberale wereldorde13 min leestijd

Wellicht kwam het moment toch nog een beetje als een verrassing. Het kabinet werd vorige week, als ware het een kerstcadeautje, ontbonden. Israël gaat 9 april naar de stembus, en Netanyahu moet alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat het over één ding níet gaat: de beschuldigingen van corruptie aan het adres van ‘Bibi’ en zijn vrouw Sara. De hoogste tijd om te begrijpen waar het de komende maanden over zal gaan.

Revisionisme en de Netanyahu’s

Nog vóór er sprake was van een politiek stelsel in de nog te vormen staat Israël, had zich een waterscheiding voltrokken. Enerzijds stonden socialistische zionisten als David Ben-Goerion, die zou uitgroeien tot vader des vaderlands. Hij was tégen het Britse mandaat over Palestina, maar wist dat hij de Britten ook nodig had om daadwerkelijk een joodse staat te kunnen vestigen. Traditionele zionisten als Ben-Goerion en Chaim Weizmann wilden een staat stichten door kleine gemeenschappen (kibboetzim) op te bouwen en vanuit daar verder te bouwen. Ben-Goerion en de zijnen waren zich bewust van het feit dat er al Arabieren woonden in het Heilige Land en dat het vroeg of laat tot een overeenkomst zou moeten komen.

Tegenover de socialistische zionisten stonden mannen als Vladimir Ze’ev Jabotinksy, de aartsvader van het revisionistisch zionisme. Zij waren ervan overtuigd dat er slechts één manier was om tot een levensvatbare joodse staat te komen: door het hele Bijbelse Israël (Eretz Yisrael) te veroveren.[1] Dat wil zeggen: inclusief beide oevers van de Jordaan, de Golanhoogten en de Gazastrook. Territorium is volgens revisionistische zionisten een absolute voorwaarde voor veiligheid.[2] De Britten moesten koste wat het kost worden verdreven.

De rivaliteit tussen beide kampen en hun verschillende houdingen ten opzichte van de Britten resulteerden in twee verschillende militante beweging, de Haganah van de traditionele zionisten enerzijds, de Irgun Zvai Leumi (IZL) van revisionisten anderzijds. Pas bij de onafhankelijkheidsoorlog vanaf 15 mei 1948 zouden beide groepen hun verschillen even terzijde schuiven voor de gezamenlijke strijd. Maar verdwijnen zouden ze nooit.

Vladimir Ze’ev Jabotinsky. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ze%27ev_Jabotinski

De opa van Benjamin Netanyahu, Nathan Mileikowski, was al zionist vóórdat de beweging met het werk De Jodenstaat van Theodor Herzl internationale bekendheid kreeg.[3] Hij zou uiteindelijk in 1920 naar Palestina emigreren en zijn artikelen ter promotie van zionisme regelmatig ondertekenen met de naam ‘Netanyahu’, de naam die zijn zoon later overnam.

Benzion (letterlijk: zoon van Zion) Netanyahu was het lang niet altijd eens met zijn strikt religieuze vader, en sloot zich in 1928 bij wijze van protest aan bij Hatzohar, de seculiere, revisionistische oppositiegroep binnen de Zionistische Organisatie.[4] Naast zijn werk voor het zionistische ideaal, timmerde Benzion aan de weg als historicus en specialiseerde hij zich in de Reconquista en de uiteindelijke verdrijving van de joodse bevolking van het Iberisch Schiereiland in 1492. Uiteindelijk bleek voor hem in beide zaken slechts een rol in de marge weggelegd.

Dat Benzion Netanyahu niet de geschiedenisboeken is ingegaan als vooraanstaande bepleiter van de zionistische zaak, is niet zozeer aan hem zelf te danken. Het revisionisme wilde maar geen mainstream-beweging worden. Pas in 1977 werd de opvolger van Jabotinksy, Menachem Begin, verkozen tot eerste revisionistische premier. De naam van de politieke tak was ondertussen veranderd in Likud.

Benjamin Netanyahu werd sterk geïnspireerd door zijn vader en fervent aanhanger van het revisionisme. Treffend is een gedachtespinsel dat hij tijdens zijn diensttijd had toen hij met zijn eenheid was neergestreken in Silo, een plaats met Bijbelse betekenis op de Westelijke Jordaanoever:

‘We stonden daar […], een handvol 19-jarige jongens, de nachtelijke bries inademend, drinkend uit onze veldflessen – in stilte. Want wat we voelden, hoefde niet te worden uitgesproken: we waren terug, voor alle generaties van het Joodse volk die vanuit de diepe krochten van vernedering en vervolging hadden durven dromen over de terugkeer naar dit land.’[5]

Het was echter een gebeurtenis enkele jaren later die zijn leven, politiek en persoonlijk, blijvend zou tekenen.

Een blijvend trauma

Benjamin, geboren op 21 oktober 1949, was de tweede van drie zoons van Benzion en Tzila Netanyahu. Vanaf zijn jeugd keek hij op tegen zijn oudere broer Yonathan, die liefkozend Yoni werd genoemd. Samen speelden ze in Jeruzalem, waar ze stiekem inbraken in leegstaande huizen. Aan één van die kwajongensstreken hield Benjamin, die door zijn familie al snel Bibi werd genoemd, een blijvend litteken over in zijn lip. Nog altijd staat Benjamin het liefst zó gedraaid dat alleen de rechterzijde van zijn gezicht wordt gevangen door de camera’s.

De familie Netanyahu bivakkeerde gedurende de jeugdjaren van Bibi tussen de Verenigde Staten en Israël. Zowel Yoni als Bibi werd onderdeel van de ultrageheime eenheid Sayeret Matkal. Beiden streden in de Zesdaagse Oorlog en voor Yonathan leek niets een vermaarde carrière in het leger in de weg te staan.

vlnr: de gebroeders Benjamin, Yonathan en Iddo Netanyahu. Bron: https://soldieryoni.wordpress.com/2011/01/18/photostream-yoni-netanyahu-with-his-mother-and-brothers/

Dat veranderde op 4 juli 1976. Sayeret Matkal, gespecialiseerd in infiltraties diep in vijandelijk gebied, werd ingezet om een vliegtuigkaping te beëindigen. De missie voerde naar Entebbe, Oeganda. De gijzelaars werden gered, maar Yoni liet bij de reddingsactie het leven. Het leverde hem voor altijd een heldenstatus op. De familie Netanyahu bleef getraumatiseerd achter. Bibi zou nooit meer iemand zó vertrouwen als zijn oudere broer.

Het vergroten van Yoni’s roem werd een missie voor de familie Netanyahu. Iddo, de jongste telg van de Netanyahu’s, ging actief op zoek naar een schrijver voor een boek over het heldhaftige leven van Yoni. De keuze viel uiteindelijk op de Britse oorlogsverslaggever Max Hastings. Die tekende – tot afschuw van de familie – onder andere de het volgende op na een gesprek met Benjamin:

‘”In de volgende oorlog hebben we, als we het goed doen, een kans om alle Arabieren eruit te werken.” […] “We kunnen de Westelijke Jordaanoever zuiveren, Jeruzalem opnieuw inregelen.” Hij maakte een grap over de Golan Brigade, de Israëlische infanterie waarin veel Noord-Afrikaanse en Jemenitische joden zaten. “Ze zijn best oké, zolang ze geleid worden door witte officieren.” Hij grijnsde.’[6]

Het manuscript van Hastings werd niet goedgekeurd. Benjamin ging zich richten op zijn studie architectuur en politicologie en vond uiteindelijk een baan bij de Boston Consultancy Group. Hij ontwikkelde een sterke afkeur voor veel Amerikaanse joden, die volgens Netanyahu een veel te losbandig leven leidden. Via de organisatie van bijeenkomsten over de politiek werd zijn interesse voor de publieke sector gewekt. In 1984 werd Bibi diplomaat in de VS, en in 1993 schopte hij het tot leider van de Likud-partij.

Wantrouwende havik

1993 was het jaar van de Oslo-akkoorden, in de ogen van Bibi een onacceptabele territoriale concessie.[7] De sfeer in Israël en Palestina werd algauw giftig. Het eerste dieptepunt vond plaats op 25 februari 1994, toen Baruch Goldstein het vuur opende in de Grot van de Patriarchen / Ibrahim-moskee. Er vielen 29 doden en 125 gewonden. Bij de onlusten die erna uitbraken, vielen nog eens zes Israëlische en negentien Palestijnse doden te betreuren.

Netanyahu liet zich niet onbetuigd in de periode tussen ‘Oslo I’ (september 1993) en ‘Oslo II’ (september 1995). Toen Yitzhak Rabin op 4 november 1995 werd vermoord door een rechtsextremist, wezen veel vingers dan ook in zijn richting. Het was Netanyahu die wel héél weifelachtig afstand nam van rechtsextremistische retoriek, en daarnaast – nog vóór de moord op Rabin – een satirisch bedoelde begrafenisstoet organiseerde voor de premier.

Desalniettemin wist Netanyahu het tij te keren. Shimon Peres, één van de grondleggers van het moderne Israël, wist zich maar amper raad met de erfenis van zijn politieke rivaal Rabin en moest de campagne bovendien combineren met de regering van een land. Likud won de verkiezingen, en Netanyahu mocht zich voor de eerste keer premier van Israël noemen. Hij werd de eerste premier geboren ná de stichting van de staat op 14 mei 1948.

De politieke carrière van Netanyahu kenmerkt zich door wantrouwen. Zijn wereldbeeld wordt bepaald door de overtuiging dat Israël wordt omringd door vijanden en dat Israël ‘continu over zijn schouder moet kijken’.[8] Netanyahu verzamelt vertrouwelingen om zich heen en trekt, met name in zijn tweede periode, belangrijke posten naar zich toe. Het afgelopen jaar illustreert dat wantrouwen. Na het opstappen van hardliner Avigdor Lieberman als minister van Defensie bezet Netanyahu niet alleen de post van premier en die van Lieberman, maar is hij ook nog eens minister van Buitenlandse Zaken, Gezondheidszorg en Immigratie.

Netanyahu trekt vanaf zijn eerste regeringsperiode (1996-1999) fel van leer tegen ‘de elite’. Het Israëlische Hooggerechtshof ziet Bibi als links bolwerk dat de door rechts gedomineerde regeringen stelselmatig en doelbewust tegenwerkt.[9] Die argwaan zorgde er mede voor dat hij in zijn eerste corruptieschandaal verwikkeld raakte. In ruil voor steun van de ultraorthodoxe Mizrahi voor het de Hebron-akkoorden benoemde hij in 1997 de onervaren Ronny Bar-On tot hoofdaanklager.[10] Dat die hierdoor eeuwig bij Netanyahu in het krijt stond, kwam de premier zelf ook niet slecht uit.

Ook de media en andere groepen van ‘de elite’ moeten het regelmatig ontgelden. Toen de peilingen in aanloop naar de verkiezingen van 1999 steeds meer in het nadeel van Netanyahu uitpakten, liet hij zich verleiden tot tribale retoriek: ‘De rijken, de artiesten… deze elites. Ze haten iedereen.’ Later betichtte hij de media ervan onderdeel te zijn van een links complot: ‘Ze [de media]. Zijn. Bang. Ze. Zijn. Bang.’[11] Nee, je leest hier geen quote van Donald Trump in 2018. Dit was Netanyahu. In 1999.

De verhoudingen met Washington waren in de eerste jaren van Netanyahu’s tweede regeringsperiode ronduit slecht. Obama en Netanyahu vertrouwden elkaar voor geen centimeter. Netanyahu beschuldigde Obama ervan de dreiging van Iran niet serieus genoeg te nemen, terwijl Obama het gevoel kreeg dat Netanyahu helemaal niet bereid was concessies te doen, maar af en toe beloften deed aan de Palestijnen om tijd te kopen. Je zou zeggen dat Netanyahu van meet af aan overliep van enthousiasme voor de kandidatuur van Donald Trump, maar niets is minder waar: Netanyahu is bovenal een risicomijder.[12] Met Clinton zou hij een tegenstander in het Witte Huis hebben gehad, maar hij wist in elk geval wát hij had.[13]

De weg naar de illiberale democratie

Het wantrouwen jegens de media noopte Netanyahu ertoe rijke gelijkgestemden te vinden die bereid zouden zijn te investeren in zijn doelen. De verhalen over de ‘Bibitours’ (Benjamin Netanyahu en zijn vrouw Sara staan erom bekend alleen op de meest luxe mogelijke wijze te reizen) en de corruptieschandalen begonnen Bibi de keel uit de hangen. In 2007 leek het erop alsof hij de jackpot had gewonnen: de Amerikaanse multimiljardair Sheldon Adelson bleek bereid te investeren in de nieuwe pro-Netanyahu-krant Yisrael Hayom (Israël Vandaag).[14]

Sinds 2015 heeft Israël het meest rechtse kabinet ooit, met naast de Likud-fractie een coalitie van extreemrechtse (Het Joodse Huis) en ultraorthodoxe (Shas, UTJ) partijen, vervolledigd door de centrumpartij Kulanu. Afgelopen zomer presenteerde minister van Justitie Ayelet Shaked wetgeving die stelt dat Israël ‘het historische thuisland van het Joodse volk [is] en [dat] zij een uniek recht op nationale zelfbeschikking hebben’. Allemaal niet zo’n drama, ware het niet dat 1,8 miljoen Palestijnse Israëliërs hiermee nóg meer rechten ontnomen worden, terwijl er al 65 wetten zijn die hen achterstellen.

De Hongaarse premier Orbán (l) en Netanyahu. Bron: https://www.haaretz.com/israel-news/.premium-orban-to-netanyahu-all-jews-can-feel-safe-in-hungary-1.6291523

Andere autoritaire leiders kijken met jaloezie naar het gemak waarmee het vierde kabinet-Netanyahu wegkomt met de uitholling van de rechtsstaat. Netanyahu staat erom bekend graag om te gaan met ‘sterke mannen’, en die liefde lijkt volledig wederzijds.[15] Het idee over de grensmuur van Trump lijkt een kopie van de muur die al sinds 2011 tussen Egypte en Israël staat. Orbán en Kaczyński zouden willen dat ze net zo weinig immigranten konden opnemen als Israël. Bolsonaro lijkt de combinatie tussen een vrijemarkteconomie en keiharde oppressie van minderheden rechtstreeks te hebben afgekeken van Bibi. Het zijn mooie tijden voor de illiberale democratie, met Israël als lichtend voorbeeld.

Moeilijke tijden voor een risicomijder

Toch heeft de opstelling van Netanyahu als havik ook een keerzijde. De bromance met Donald Trump en andere autoritaire leiders zorgt ervoor dat de joodse gemeenschap in de Verenigde Staten zich steeds meer vervreemd voelt van het historische thuisland. Zoals Anshel Pfeffer in zijn column terecht opmerkte: 2018 was een goed jaar voor Israël, maar een slecht jaar voor joden. De dodelijkste aanslag op een joods gebedshuis in Amerika gold ooit als absoluut dieptepunt. Tel daar de bombrieven en complottheorieën aan het adres van George Soros (zelfs in Israël!) bij op, en er rest slechts één conclusie: het spook van klassiek antisemitisme is helemaal terug. Dat Trump weigert hier afstand van te nemen maar wél blijft optrekken met Netanyahu, komt de naam van Bibi niet ten goede.

Die naam is de afgelopen maanden toch al behoorlijk beschadigd. Geruchten over buitensporige uitgaven door Sara en Benjamin Netanyahu waren er altijd al, maar nu de hoofdaanklager over lijkt te gaan tot vervolging van zowel Sara als Bibi noopt dat de premier tot het nemen van risico’s, iets wat hij altijd heeft gemeden. De timing van de aanval op Hezbollah-tunnels en het uitschrijven van verkiezingen vielen niet geheel toevallig samen met uitspraken van het hoofd van de politie en vervolgens de hoofdaanklager over mogelijke vervolging.

Behalve het lopende corruptieonderzoek en de frictie met de joodse diaspora is er een andere factor die het politieke klimaat in Israël niet ten goede komt: het ontbreekt aan een moreel kompas. Afgelopen augustus overleed oorlogsheld en vredesactivist Uri Avnery, 28 december stierf ook literair schrijver en voorvechter van een einde aan de bezetting Amos Oz. Twee jaar daarvoor overleed Shimon Peres al. En hoewel Brits historicus Simon Schama speelt met de gedachte een rol te vervullen aan de linkerzijde van de Israëlische politiek, lijkt hij niet de man die het tij kan keren.

Hoewel het vóór 2015 amper voor te stellen was, is er een reële kans dat Netanyahu op rechts wordt ingehaald. Ayelet Shaked en Naftali Bennett besloten afgelopen week te breken met Het Joodse Huis om de partij Hayamin Hehadesh (Het Nieuwe Rechts) op te richten. De eerste peilingen laten zien dat ze weleens een bedreiging kunnen vormen voor Likud. Het is aan Netanyahu om te laten zien dat hij nog altijd de juiste man is om Israël veilig en welvarend te houden.

Netanyahu zal in aanloop naar de verkiezingen op 9 april zijn alliantie met de ultraorthodoxe partijen (zelf is hij seculier) proberen te versterken en de ‘premiersbonus’ te verzilveren door de economische successen te claimen. Maar als dat niet werkt, moet hij zijn reserves aanspreken om zijn leiderschap te tonen. Het verleden heeft aangetoond dat Israëlische premiers nog weleens de neiging hebben over te gaan tot militaire acties om het land achter zich te verenigen. En hoewel Netanyahu risico’s koste wat het kost wil vermijden, heeft hij wellicht geen andere keus: de verkiezingen mógen niet over corruptie gaan.

 

 

[1] Jan Zouplna, ‘Revisionist Zionism: Image, Reality, and the Quest for Historical Narrative’, Middle Eastern Studies 44 (2008) 1, 3-27, aldaar 4.

[2] Yael Aronoff, The Political Psychology of Israeli Prime Ministers: When Hard-Liners Opt for Peace (New York 2014) 45.

[3] Anshel Pfeffer, Bibi: The Turbulent Life and Times of Benjamin Netanyahu (New York 2018) 10.

[4] Pfeffer, Bibi, 17.

[5] Ibidem, 78.

[6] Pfeffer, Bibi, 123.

[7] Aronoff, The Political Psychology of Israeli Prime Ministers, 52.

[8] Ibidem, 48.

[9] Pfeffer, Bibi, 247.

[10] Idem.

[11] Pfeffer, Bibi, 276.

[12] Aronoff, The Political Psychology of Israeli Prime Ministers, 54.

[13] Pfeffer, Bibi, 371.

[14] Ibidem, 303.

[15] Pfeffer, Bibi, 379.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *