Mensenrechten in de Levant: progressie en verzet8 min leestijd
Afgelopen maandag werd stilgestaan bij het 70-jarige jubileum van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Wie mensenrechten en het Midden-Oosten in één zin ziet staan, fronst algauw de wenkbrauwen. Toch worden ook in de Levant vorderingen gemaakt op het gebied van onder meer vrouwenemancipatie en het verbod op marteling. Jordanië en Libanon illustreren de kleine stapjes die gezet worden het best. Dat wil niet zeggen dat de menswaardigheid bij iedere regeringsleider hoog in het vaandel staat. Maar díe kant van het verhaal kennen we ondertussen wel.
Jordanië
Jordanië geldt al jaren als dé stabiele factor in het Midden-Oosten. Het land weet als één van de weinige landen een redelijk zelfstandige koers te varen in de Koude Oorlog tussen Iran en Saoedi-Arabië en is niet voor niets de uitvalsbasis van verschillende non-gouvernementele organisaties (ngo’s). Tegelijkertijd is het een conservatief land waarin koning Abdullah II de premier en de senaat benoemt. Maar de laatste jaren worden op het gebied van mensenrechten gezet.
Met name het zuiden van Jordanië is uiterst conservatief. Het publieke leven wordt bepaald door mannen, die het als hun plicht zien “hun” vrouwen te beschermen in ruil voor absolute gehoorzaamheid. Een vrouw die de eer van haar familie te schande maakt, wacht sociale isolatie of zelfs de dood.
Tot vorig jaar gold strafvermindering voor eerwraak, maar onder druk van ngo’s, westerse handelspartners én een bevolking die – met name in de steden – steeds liberaler wordt, werd in juli 2017 artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht geschrapt. Een broer die zijn zusje vermoordt omdat ze de eer van de familie heeft bezoldigd, kan niet langer rekenen op coulance van de rechter. Dit geldt overigens níet voor overspel, volgens de Jordaanse wetgevende macht nog altijd een legitieme reden voor moord.
Jordanië volgde het voorbeeld van onder meer Marokko en Tunesië door een verzachtende clausule uit de wet te schrappen. Voorheen kon een man zijn straf wegens verkrachting ontlopen door met zijn slachtoffer te trouwen. Deze hel wordt meisjes en vrouwen – volgens de wet, althans – nu bespaard. Laat onverlet dat vrouwen in Jordanië nog altijd worden gediscrimineerd, en dat huiselijk geweld een enorm probleem blijft.
De website Arab Barometer, een initiatief van onder meer Princeton University, peilt sinds 2006 de publieke opinie in de Arabische wereld. Het laat zien dat de wetgeving járen achterloopt op de meningen van de gemiddelde Jordaniër. De Arabische Lente mag dan weinig institutionele veranderingen teweeg hebben gebracht, er lijkt wel een verband te zijn tussen de opstanden en de liberalisering in de hoofden van de Jordaniërs. Die liberalisering geldt niet op álle vlakken.
Illustratief wat dat betreft zijn de antwoorden op stellingen die betrekking hebben op de man-vrouw verhoudingen op het gebied van opleiding, politiek en werk. In 2011 was bijna al twee derde van de bevolking het oneens met de stelling dat een academische opleiding belangrijker was voor jongens, in 2016 was dat gestegen tot maar liefst 82 procent. Tegelijkertijd veranderde de mening over politiek leiderschap nauwelijks; dat zien Jordaniërs hoofdzakelijk als een mannending. Getrouwde vrouwen die blijven werken, kunnen rekenen op de nodige minachting.
Organisaties als Amnesty International, VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR en Human Rights Watch blijven zich zorgen maken over de leefomstandigheden van Syrische vluchtelingen. Jordanië vangt ruim 650 duizend vluchtelingen op en is daarmee na Turkije en Libanon het meest barmhartige land in de regio. Maar in hoeverre kun je spreken van barmhartigheid, als vluchtelingen constant slachtoffer worden van uitbuiting en misbruik?
Hoewel Jordanië bij uitstek een land is dat graag Arabische eenheid uitstraalt, zorgen de nieuwkomers uit Syrië voor grote druk op de samenleving. De Syriërs die de levensgevaarlijke tocht naar Europa maken, hebben over het algemeen één groot voordeel ten opzichte van de vluchtelingen die de grens met Jordanië oversteken: ze hebben geld. De vluchtelingen in Jordanië maakten deel uit van de absolute onderlaag van de Syrische bevolking.
De Jordaanse overheid weet zich hier amper raad mee en neemt vanuit een soort Pavlovreactie maatregelen die indruisen tegen non-refoulement (het principe dat een vluchteling niet wordt teruggestuurd naar een gebied waar zijn of haar veiligheid niet gegarandeerd is) en het recht op een eerlijke procedure. Zo is het Zaatari-kamp de facto een openluchtgevangenis waar niemand zomaar in en uit komt. Vorig jaar nog werden zo’n 50 duizend vluchtelingen tegengehouden in een niemandsland tussen Syrië en Jordanië en volgens Amnesty International 2 300 vluchtelingen gedwongen terug te keren naar Syrië.
Libanon
Wie denkt dat het Midden-Oosten één grote woestijn waar de islam allesoverheersend is, heeft zich nooit in Libanon verdiept. Ongeveer een derde van het land is christen en het landschap wordt gevormd door schitterend begroeide bergen en valleien; het is niet voor niets dat de vlag wordt gesierd door een cederboom. Verwar een Libanees ook vooral niet met een Arabier: je wordt geheid getrakteerd op een historische verhandeling die terugvoert naar de periode van vóór de Romeinen, waarin de Feniciërs een gerespecteerd volk vormden.
De diversiteit van Libanon ten spijt, is het land sinds de burgeroorlog en de Islamitische Revolutie in Iran in een conservatief-religieus keurslijf gepropt. Hezbollah wordt geïnspireerd en gesteund door de ayatollahs in Iran. De tegenprestatie die geleverd moet worden is tweeledig: enerzijds militaire steun in conflicten wanneer de opperste leider daarom vraagt, anderzijds een op de islam geïnspireerde samenleving.
Ondanks de greep van Hezbollah (en hierdoor indirect Iran) op de politiek in Libanon, zet het land op het gebied van mensenrechten stapjes die vergelijkbaar zijn met Jordanië. Ook hier kunnen mannen hun straf wegens verkrachting niet langer ontlopen door hun slachtoffer een huwelijksaanzoek te doen. Wel houdt het land – net als Jordanië – vast aan een huwbare leeftijd van vijftien.
Tot 26 oktober vorig jaar was het verbod op marteling niet opgenomen in de Libanese wet. Dat dat nu wél het geval is, wil niet zeggen dat de mensonterende praktijken nu zwaar worden bestraft. Amnesty International deed een jaar na de invoering van de wet onderzoek en kwam tot de boude constatering dat de wet amper is geïmplementeerd. Het orgaan dat moet toezien op de naleving is nauwelijks van de grond gekomen.
Libanon is – mede door de culturele diversiteit – beduidend progressiever ingesteld dan bijvoorbeeld Jordanië of Palestina. Meer dan driekwart van de bevolking vindt dat een vrouw prima zou kunnen functioneren als regeringsleider en slechts de helft denkt dan mannen betere politieke leiders zijn dan vrouwen. Negen van de tien Libanezen zijn het daarnaast eens met de stelling dat getrouwde vrouwen kunnen werken als ze dat willen en slechts één op de twaalf vindt dat een academische opleiding belangrijker is voor mannen dan voor vrouwen. Het contrast met Jordanië kan haast niet groter.
Gevraagd naar de grootste problemen waar het land mee te kampen heeft, springen drie zaken eruit: de economische omstandigheden, corruptie en de opvang van Syrische vluchtelingen. Het lijken voor de hand liggende problemen, maar het potentiële gevaar van die combinatie is niet te onderschatten. Rechtsextremistische populisten zouden hun vingers erbij aflikken, ware het niet dat ze in de strikt gereguleerde Libanese politiek (een voortvloeisel uit de burgeroorlog) geen voet tussen de deur krijgen.
De overheid wordt verweten meer voor vluchtelingen te doen dan voor de eigen bevolking. Maar vluchtelingen in Libanon hebben zo hun eigen problemen en krijgen niets cadeau van de Libanese overheid. Maar liefst 76% van de vluchtelingen leeft onder de armoedegrens. Meer dan de helft leeft in volgepropte kampen met slechte hygiëne en nauwelijks privacy. Sommige gemeenten hebben een avondklok ingelast voor vluchtelingen, wat hun toegang tot de arbeidsmarkt behoorlijk beperkt en hiermee het perspectief op een beter leven. Een toch al kwetsbare groep wordt zo in een negatieve spiraal geduwd die nauwelijks meer doorbroken kan worden. Voor radicale groeperingen is het een koud kunstje deze mensen onder valse voorwendselen te strikken voor hun strijd.
Kleine stapjes en verantwoordelijkheden
De ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in Jordanië en Libanon stemmen niet negatief. Beide landen komen de steeds liberaler wordende bevolking stapje voor stapje tegemoet, maar conservatieve krachten achter de schermen remmen de ontwikkelingen af. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt maar op één plek: bij de regeringen.
Het debat over mensenrechten komt vroeg op laat uit op de vraag hoe universeel deze waarden eigenlijk zijn. Is het geen westers instrument dat wordt ingezet om andere landen onder druk te kunnen zetten of zelfs te kunnen onderwerpen? Helaas hebben “humanitaire interventies” in Somalië, Irak en Libië catastrofale gevolgen gehad, waarbij de vraag in hoeverre humanitaire overwegingen nu eigenlijk een rol speelden nooit een bevredigend antwoord heeft gekregen. De link met het imperialisme is zó gemaakt, waardoor het concept “mensenrechten” in rap tempo devalueert. Dáár heeft het westen een verantwoordelijkheid.
Dat doet niets af aan de mensenrechten zelf. We moeten niet doen alsof dit utopische waarden zijn die alleen maar kunnen gedijen in het westen. Mensenrechten bieden uitzicht op menswaardigheid en het absolute bestaansminimum, niet meer dan dat. Een regering die daar niet aan kan voldoen, moet zich stevig afvragen in hoeverre ze nog legitiem is. Gelukkig lijkt dit besef bij sommige leiders in het Midden-Oosten ook langzaam door te dringen.
Bronnen:
- Amnesty International, ‘Report 2017/18: The State of the World’s Human Rights’ (februari 2018)
- www.arabbarometer.org